FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204  
205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   >>   >|  
et geboefte sprekend, zeide hij: --Hewel, ezelskoppen, die uittdroogt van armoe, vanwaar haalt gij het geld, dat thans in uwe beurze rinkelt? Hebt gij soms nu reeds uw vel verkocht om er trommelen van te maken? --Beziet eens dien preeker! riepen ze. Toen begonnen zij allen samen te schelden, sprekende van Onze-Lieve-Vrouwe: --Maaiken heeft een schoon kleed! Maaiken heeft een schoone kroon! Ik zal ze geven aan eene loddege van mijne kennis. Zij gingen buiten, terwijl een onverlaat den predikstoel beklom om er zotte reden te houden, en zij kwamen terug, roepende: --Kom beneden, Maaiken, of wij komen u halen. Doe een mirakel, toon nu eens dat gij kunt loopen, in stee van u laten dragen! Maar Uilenspiegel riep te vergeefs: Rampzaligen, houdt op met uw geschimp; alle plundering is misdaad! Zij gingen voort met hunne heiligschendende taal en spraken zelfs van het koor binnen te breken en Maaiken beneden te halen. Daarop smeet een oude vrouw, die keersen verkocht in de kerk, hun de assche van haren vuurpot in het gezicht; maar zij werd geslagen en ten gronde gestampt, en daarna herbegon het geweld. De markgraaf kwam in de kerk met zijne hellebaardiers. Toen hij het volk samengeschoold zag, spoorde hij het aan de kerk te verlaten, maar zoo weinig krachtdadig, dat slechts enkelen henen gingen; de anderen spraken: --Eerst moeten de kanunniken de vespers zingen, ter eere van Maaiken. De markgraaf sprak: --Er wordt niet gezongen. --Dan zullen we zelven zingen was het antwoord. Zoo deden zij in de zijbeuken en omtrent het portaal van de kerk. Eenigen speelden met den bal en hinkelden met steentjes over den vloer en zeiden: "Maaiken, nimmer speelt gij in het hemelrijk, en gij verveelt u: kom spelen met ons". En onophoudelijk hoonden zij het beeld, riepen, huilden en floten. De markgraaf gebaarde bang te zijn en ging henen. Hij deed de deuren sluiten behalve eene. En hoewel het gemeen er zich niet mee bemoeide, werden de galgenazen stoutmoediger en riepen zij nog luider. Het gewelf weergalmde als onder 't gebulder van kanonnen. Op den predikstoel klom er toen een. Hij scheen gezag te hebben; met een gebaar deed hij allen zwijgen, en hij begon te preeken: "In den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, drie zijn een en een is drie; God beware ons in 't hemelrijk van dergelijke cijferkunde; op heden, vijftienden van de Oogstmaand, is Maaiken met heur schoonste kleeren in triomf uit
PREV.   NEXT  
|<   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204  
205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   223   224   225   226   227   228   229   >>   >|  



Top keywords:
Maaiken
 

gingen

 

riepen

 

markgraaf

 

zingen

 

hemelrijk

 

predikstoel

 

beneden

 

spraken

 
verkocht

hinkelden

 

steentjes

 

nimmer

 

speelt

 

verveelt

 

zeiden

 

spelen

 
vespers
 
kanunniken
 
moeten

krachtdadig

 

weinig

 

slechts

 

enkelen

 

anderen

 

gezongen

 

zijbeuken

 

omtrent

 
portaal
 

Eenigen


antwoord
 
zullen
 

onophoudelijk

 
zelven
 
speelden
 
preeken
 

Vaders

 

zwijgen

 
scheen
 
hebben

gebaar
 

Heiligen

 

Geestes

 
schoonste
 
kleeren
 

triomf

 

Oogstmaand

 

vijftienden

 

beware

 

dergelijke