FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190  
191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   >>   >|  
e te dragen? En Lamme knikte, tot teeken dat hij daarmede instemde. Brederode bezag Uilenspiegel met zijn levendigen blik, lachte en sprak: --Als gij geen spion van koning Philippus zijt, zijt gij een goed Vlaming, en ik ga u loonen voor de beide gevallen. Hij bracht hem naar de keuken en Lamme volgde hem. Daar trok hij hem tot bloedens bij de ooren. --Dit is voor den spion, sprak Brederode. Uilenspiegel schreeuwde niet. --Breng, zegde hij tot zijn bottelier, breng hier dien moor met kaneel-wijn. De bottelier bracht den moor en een grooten beker warmen, geurigen wijn. --Drink, sprak Brederode tot Uilenspiegel, dit is voor den goeden Vlaming. --Ha! sprak Uilenspiegel, wat schoone tale spreekt die wijn met kaneel; zoo spreken de santen zeker in het hemelrijk niet! Als hij de helft van den wijn uitgedronken had, gaf hij de rest aan Lamme. --Wie is die papzak daar, vroeg Brederode, die beloond wordt om niets te doen? --'t Is mijn vriend Lamme, antwoordde Uilenspiegel, telkens dat hij warmen wijn drinkt, verbeeldt hij zich, dat hij zijne vrouw gaat terugvinden. --Ja! sprak Lamme, den beker devotelijk ledigend. --Waar gaat gij nu? vroeg Brederode. --Wij gaan, antwoordde Uilenspiegel, op zoek naar de Zeven, die Vlaanderenland moeten verlossen. --Welke Zeven? vroeg Brederode. Als ik ze gevonden heb, zal ik u zeggen wie ze zijn, antwoordde Uilenspiegel. Maar Lamme, dien de wijn vroolijk gemaakt had, vroeg: --Thijl, als wij eens in de maan naar mijne vrouw gingen zoeken? --Waar is de ladder? vroeg Uilenspiegel. In Mei, de groote Bloeimaand, sprak Uilenspiegel tot Lamme: --Daar is de schoone Bloeimaand, de heldere, blauwe hemel! De takken der boomen zien rood van levenssap, de grond baart welige groeikracht. Dat is het oogenblik om te hangen en te branden voor het geloof. Daar zijn zij, de goede ketterjagers. Wat edele gezichten! Zij hebben het vermogen een iegelijk te straffen, te tuchtigen, af te zetten, aan de wereldlijke rechters over te leveren, en ook hun eigen gevangenis te hebben.--Ha! wat een schoone Bloeimaand!--in hechtenis nemen, in rechte vervolgen zonder vorm van proces, branden, hangen, onthalzen en vrouwen en meidekens voorbarig begraven. De vinken slaan in de boomen. De goede kettermeesters houden de rijken in 't oog. En de koning zal erven. Gaat, meidekens, gaat dansen in de beemden, bij geschal van pijpen en schalmeien. Ho! de schoone Bloeimaand. De assch
PREV.   NEXT  
|<   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190  
191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

Brederode

 

schoone

 

Bloeimaand

 

antwoordde

 

boomen

 
warmen
 
bottelier
 

kaneel

 

koning


branden

 

Vlaming

 

hangen

 

meidekens

 

hebben

 

bracht

 

groeikracht

 

geloof

 

oogenblik

 
ketterjagers

zoeken

 

ladder

 

gingen

 

groote

 

heldere

 

levenssap

 

blauwe

 

takken

 
welige
 

vinken


kettermeesters

 

houden

 

begraven

 

voorbarig

 

proces

 
onthalzen
 

vrouwen

 

rijken

 

pijpen

 

schalmeien


geschal

 
beemden
 

dansen

 

zonder

 

tuchtigen

 

zetten

 
wereldlijke
 

straffen

 

iegelijk

 
gezichten