in den kansel der waarheid.
Jong en poezele kwezelkens verdrongen zich rond hem.
Pater Cornelis sprak over de Passie. Gekomen ter plaatse van de Heilige
Schrift, waar de Joden, naar Jezus wijzend, tot Pilatus schreeuwden:
"Aan het kruis, aan het kruis met hem, want wij hebben eene wet en,
volgens die wet, moet hij sterven!" riep broeder Cornelis uit:
"Gij hoort het, goede lieden, als Ons-Heer Jezus Christus een
gruwelijken en schandelijken dood is gestorven, is het omdat er tegen
de ketters altijd wetten bestonden. Hij werd te recht veroordeeld,
omdat hij de wet had geschonden. En nu willen ze de edicten en
plakkaten als nietig aanzien. Ha! Jezus, welke vermaledijding wilt gij
over deze landen doen vallen! Allerheiligste Moeder Gods, was keizer
Karel nog in leven en kon hij het schandaal zien van die verbonden
edelen, die zoo stoutmoedig waren de landvoogdes een vertoogschrift
aan te bieden tegen de inquisitie en tegen de plakkaten, die met het
beste inzicht gemaakt, na zoo langdurige en voorzichtige overwegingen
opgesteld en uitgevaardigd zijn tot uitroeiing van alle sekten en
ketterijen! En nu ze dat meer van noode zijn dan brood en dan kaas,
willen zij ze vernielen! In welken smerigen, stinkenden, afgrond
wil men ons lokken? Luther, die razende os, zegepraalt in Saksen, in
Brunswijk, in Luneburg, in Mecklenburg; Brentius, de vuile Brentius,
die in Duitschland van eikelen leefde die de verkens versmaadden,
Brentius zegepraalt in Wurtenberg; Servet, de waanzinnige Servet, die
een kwartier van de maan in zijn hoofd heeft, zegepraalt in Pommeren,
in Denemarken en in Zweden, en daar vermeet hij zich de heilige,
glorierijke en almachtige Drievuldigheid te lasteren. Ja. Maar
men heeft mij gezegd, dat hij levend verbrand werd door Calvijn,
die eindelijk dan toch iets gedaan heeft dat deugt; ja, door den
stinkenden Calvijn, die zuur riekt; ja, met zijnen snuit zoo lang als
die van eenen otter; met zijnen kaaskop, met zijn groote tanden, die
op de tanden eener egge gelijken. Ja, die wolven verslinden elkander;
ja, die os van een Luther, de razende os, wapende de prinsen van
Duitschland tegen den wederdooper Munzer, die een snul was, naar men
zegt, en leefde volgens de Heilige Schrift. En heel Duitschland door,
hoorde men 't geloei van dien os, ja, heel Duitschland door!
"Ja, en wat ziet men in Vlaanderen, in Gelderland, in Friesland, in
Holland, in Zeeland? Adamieten, die naakt door de straten loopen, ja,
goede lieden
|