FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186  
187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   >>   >|  
gij lekker eten zult vinden; want ik ken de kruiden en kan de vogelkens bijroepen. --Meisje, sprak Lamme, 't is slecht van uwentwege, Uilenspiegel te willen ophouden, die naar de Zeven moet zoeken en mijne vrouw helpen terugvinden. --Nog niet! sprak Nele, en zij weende: doch lachte, te midden heurer tranen, Uilenspiegel liefderijk toe. Dit ziende antwoordde deze: --Uw vrouw zult gij wel intijds terugvinden, als gij lust naar nieuwe smert zult gevoelen. --Thijl, sprak Lamme, gaat ge mij, voor dat meisje, in mijne kar alleen laten? Gij antwoordt niet en denkt aan het woud, waar de Zeven niet zijn, en mijne vrouw evenmin. Help ze liever zoeken op dezen steenweg, waar de kar zoo gemakkelijk rijdt. --Lamme, sprak Uilenspiegel, er ligt een volle weitasch in de kar, gij zult dus niet sterven van honger, als gij van hier naar Koolkerke gaat, alwaar ik bij U kom. Gij moet er alleen zijn, want daar zult gij vernemen naar welke windstreek gij u richten moet, om uwe vrouw te vinden. Luister. Gij rijdt stapvoets naar Koolkerke, op drie uren van hier. Op den toren draait een windhaan met alle winden mee op zijn roestige hengsels. Dat geknars wijst aan de arme mannen, die hunne liefste verloren, den weg, langs welken zij haar zullen terugvinden. Maar vooreerst moet men met een hazelaarstaksken, zeven reizen, op elk muurvlak slaan. Als de hengsels knarsen, terwijl de wind uit 't noorden blaast, is 't die kant dien gij nemen moet, doch met omzichtigheid, want Noordenwind is oorlogswind; blaast hij uit 't Zuiden, ga dan maar blijgemoed: 't is minnewind; uit het Oosten, loop dan gezwind: 't is licht en en vroolijkheid; uit het Westen, ga traagzaam, want die wind brengt regen en tranen. Ga, Lamme, en wacht mij te Koolkerke. --Ik zal, zei Lamme. En hij reed voort met de kar. Terwijl Lamme naar Koolkerke reed, joeg de sterke, zoele wind de grijze wolkjes als een kudde schapen door het luchtruim. Uilenspiegel en Nele waren alleen in het woud. Uilenspiegel had honger en Nele zocht naar heerlijke vruchten, doch vond niets anders dan eikels, en de kussen, die heur vriend heur in overvloed gaf. Uilenspiegel had strikken gespannen en floot om de vogels bij te roepen, ten einde diegenen te braden, die zich zouden laten vangen. Een nachtegaal kwam omtrent Nele op de bladeren zitten; zij ving hem niet, om hem te laten voortzingen; toen kwam een grasmusch, en zij had er medelijden mee, omdat zij zoo lief en zoo hupsch was; ve
PREV.   NEXT  
|<   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186  
187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

Koolkerke

 

alleen

 

terugvinden

 

blaast

 

vinden

 
honger
 
tranen
 

zoeken

 

hengsels


Terwijl

 

omzichtigheid

 

Noordenwind

 

oorlogswind

 

noorden

 

knarsen

 

terwijl

 

Zuiden

 

sterke

 
Westen

vroolijkheid

 

traagzaam

 

brengt

 

gezwind

 

blijgemoed

 

minnewind

 

Oosten

 

vangen

 
nachtegaal
 

omtrent


zouden

 

diegenen

 

braden

 

bladeren

 

zitten

 
hupsch
 

medelijden

 

voortzingen

 

grasmusch

 

roepen


vogels

 
heerlijke
 

vruchten

 

luchtruim

 

grijze

 

wolkjes

 
schapen
 

muurvlak

 

strikken

 
gespannen