FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177  
178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   >>   >|  
ingin, bloemenmaagden, bergvorsten, watergeesten, gebochelde dwergen, vorsten der steenen, boschmannen, lanteerndragers, beschermgeesten der sterren en de honderd duizenden gruwelijke insecten, die hunne spiesen, zeisen en vorken met zeven tanden ondereenmengden. En aan dien duiveldans, hollend door de ruimte, namen de zon, de maan, de planeten, de sterren, de wind, de wolken insgelijks deel. De eik, waaraan Nele en Uilenspiegel zich vastklemden, draaide in de dwarreling mee, en Uilenspiegel zeide tot Nele: --Liefste, nu gaan wij sterven. Een geest hoorde hen, en zag dat zij stervelingen waren. --Aardelingen, sprak hij, aardelingen in dit oord! En hij trok hen van den boom en smeet hen in 't gedrang. En Uilenspiegel en Nele vielen zachtjes op den rug van de geesten, die ze kaatsend naar malkander smeten en spraken: --Gegroet, menschenkinderen! Welkom, aardwormen! Wie wil het knaapje en het meideken? Zij komen ons bezoeken, de weekelingen. --Genade! riepen Nele en Uilenspiegel, die van den een naar den anderen vlogen. Maar de geesten luisterden niet, en beiden vlogen in't ronde, met het hoofd omlaag en de beenen omhoog, lijk pluimpjes in den winterwind, terwijl de geesten spraken: --Glorie aan de mannekens en aan de vrouwkens! Dat zij dansen als wij! De bloemenmaagden wilden Uilenspiegel en Nele van malkander scheiden; zij sloegen heur en hadden ze gedood, als de koning geen einde aan den dans gesteld had, met deze woorden: --Men brenge die beide aardwormen voor mij! Zij werden gescheiden; en elke bloemenmaagd trachtte Uilenspiegel aan de andere te ontrukken, zeggende: --Thijl, wilt gij sterven voor mij? --Fluks, antwoordde Uilenspiegel. En de boschgeesten, die Nele droegen, zeiden: --Waarom zijt gij geene ziel lijk wij, wij zouden u nemen! --Hebt geduld, antwoordde Nele. En zoo kwamen zij voor den troon van den koning; en zij beefden, als zij zijn gouden akst en zijn ijzeren kroon in het gezicht kregen. Hij vroeg hun: Wat komt gij hier doen, nietelingen? Zij antwoordden niet? --Ik ken u, tooveresseknop, voegde de koning er bij, en ook u, kooldragerswelp; maar zoo gij door allerlei toovermiddelen in deze werkplaats der Natuur zijt gedrongen, waarom houdt gij nu den bek als volgepropte kapoenen? Nele beefde als zij den verschrikkelijken duivel bezag, doch Uilenspiegel hernam zijne mannelijke stoutmoedigheid en antwoordde: --De assche van Klaas klopt op mijn hert. Doo
PREV.   NEXT  
|<   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177  
178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   >>   >|  



Top keywords:

Uilenspiegel

 

antwoordde

 

geesten

 

koning

 

aardwormen

 

spraken

 
malkander
 
sterven
 

bloemenmaagden

 

vlogen


sterren

 

zouden

 

zeiden

 

boschgeesten

 

Waarom

 

droegen

 

gesteld

 

woorden

 

sloegen

 
hadden

gedood

 

brenge

 

ontrukken

 

zeggende

 

andere

 

trachtte

 

werden

 

gescheiden

 
bloemenmaagd
 

volgepropte


kapoenen

 

beefde

 

waarom

 

gedrongen

 

allerlei

 
toovermiddelen
 

werkplaats

 

Natuur

 

verschrikkelijken

 

duivel


assche

 
stoutmoedigheid
 

hernam

 

mannelijke

 

kooldragerswelp

 

ijzeren

 
gezicht
 

kregen

 

scheiden

 
gouden