FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152  
153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   >>   >|  
n die hem vastgrepen, en over zijn gelaat zich een ruig lichaam buigen, dat een groot gat in de borst had en naar verbrand rook. --Vader, sprak Uilenspiegel, is het uw arm lichaam, dat aldus op mij drukt? Hij kreeg geen antwoord, en, hoewel de schimme omtrent hem was, hoorde hij buiten roepen: "Thijl! Thijl!" Soetkin stond schielijk op en kwam aan Uilenspiegel's bed. "Hoort gij niets?" vroeg zij hem. --'t Doet, vader die mij roept. Ik, sprak Soetkin, ik heb een koud lichaam in mijn bedde gevoeld; en de stroozakken schudden en de gordijnen gingen open en toe en 'k hoorde eene stemme die sprak: "Soetkin"; eene stemme die zwak als een ademtocht was, en stappen zoo licht als het dansen der muggen. Vervolgens tot den Geest van Klaas sprekend, zegde zij: "Man, zoo gij iets begeert in den hemel alwaar God U opgenomen heeft, moet gij het zeggen, opdat wij uwen wil kunnen volbrengen." Eensklaps sloeg de wind met geweld de deur open en de kamer werd met stof vervuld, en Uilenspiegel en Soetkin hoorden in de verte een akelig ravengekras. Zij kwamen samen buiten en gingen naar den brandstapel. Het was stikdonker, behalve wanneer de gure Noordenwind de wolken in den hemel als herten voortjoeg en de bleeke maan heur zilveren licht ter aarde zond. Een stadsserjant stond op wacht bij den brandstapel. Soetkin en Uilenspiegel hoorden den klank zijner stappen op den harden grond en het gekras eener raaf, die zekere raven bijriep, want het werd in de verte beantwoord door andere raven. Als Uilenspiegel en Soetkin bij den brandstapel waren, viel de raaf op Klaas' schouderen neer, en zij hoorden heur pikken in het lijk, en andere raven vlogen weldra bij. Uilenspiegel wilde op den brandstapel springen om de raven te verjagen; de serjant sprak tot hem: --Tooveraar, 't is nuttelooze moeite die gij doen gaat, weet dat de handen van verbranden het vermogen niet hebben onzichtbaar te maken als die van gehangenen. --Heer serjant, antwoordde Uilenspiegel, ik ben geen tooveraar, maar de wees van hem die daar hangt, en deze vrouw is zijne weduwe. Wij willen hem nogmaals kussen en een weinig van zijne assche meenemen, tot gedenkenis. Laat het ons toe, heer, gij die geen vreemd soldenier, maar een zoon van Vlaanderen zijt. --Doet als gij vraagt, antwoordde de serjant. De wees en de weduw klommen op het verkoold hout en kwamen bij het lijk; weenend kusten zij Klaas zijn gezicht. Ter plaats van het hert, waar de vlam ee
PREV.   NEXT  
|<   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152  
153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

Soetkin

 

brandstapel

 
lichaam
 
hoorden
 
serjant
 

gingen

 

kwamen

 

stemme

 

stappen


andere
 
antwoordde
 

hoorde

 

buiten

 

weenend

 

beantwoord

 

kusten

 

springen

 

verkoold

 

weldra


vlogen
 

bijriep

 

pikken

 
schouderen
 

plaats

 
stadsserjant
 
zilveren
 

zijner

 

harden

 

verjagen


zekere

 

gekras

 
gezicht
 
nuttelooze
 

tooveraar

 
meenemen
 

gehangenen

 

gedenkenis

 

assche

 

nogmaals


weduwe

 

kussen

 
weinig
 

onzichtbaar

 
vraagt
 
Tooveraar
 

willen

 

moeite

 
handen
 

soldenier