nen, geen zoon is zoo wreedaardig dat hij
zijne moeder kan zien lijden, zonder te bekennen om heur te verlossen.
De baljuw sprak tot den scherprechter:
--Zet de vrouw op den stoel en doe de stokskens aan heure handen
en voeten.
De beul gehoorzaamde.
--Ho! doet dat niet, mijne heeren, riep Uilenspiegel. Bindt mij vast
in heure plaats, breekt mijne vingeren en teenen, maar spaart heur!
--De vischverkooper! riep Soetkin. Ik haat en 'k ben sterk.
Uilenspiegel werd nog bleeker, beefde en zweeg.
De stokskens, die van palmhout waren, werden tusschen de vingeren
gestoken. Door middel van koordjes waren zij tot een zoo vernuftigen
toestel gemaakt, dat de beul naar den wil van den rechter, al
de vingeren kon pletteren, of den lijder maar een geringe pijn
veroorzaken.
Hij stak de stokskens tusschen de vingeren en teenen van Soetkin.
--Trek aan, zei de baljuw.
De hangman deed het wreedelijk.
Toen sprak de baljuw tot Soetkin:
--Zeg mij waar de karolussen liggen.
--Ik weet het niet, antwoordde zij zuchtend.
--Nijp harder, sprak hij.
Uilenspiegel wilde zijne armen losrukken, die op zijnen rug waren
gebonden, om Soetkin te hulpe te komen.
--Doet niet prangen, heeren rechters, het zijn teere en broze
vrouwenvingeren. Een vogeltje zou ze aan stukken pikken. Prangt niet;
heer scherprechter, ik spreek geenszins tot u, want gij moet doen
wat die heeren u heeten. Spant niet, hebt medelijden.
--De vischverkooper! riep Soetkin.
En Uilenspiegel zweeg.
Doch, als hij zag dat de beul de stokskens harder deed spannen,
riep hij opnieuw:
--Erbarming, heeren! Daar breekt gij heure vingeren die zij noodig
heeft om te werken. Laas! heure voeten, nu zal zij niet meer kunnen
gaan! Erbarming, heeren!
--Vischverkooper, gij zult een bangen dood sterven! riep Soetkin.
En heure beenderen kraakten en 't bloed van heure voeten gutste
ten gronde.
Uilenspiegel zag het en sprak, bevend van smert en van gramschap:
--Vrouwenbeenderen, breekt ze toch niet, heeren rechters.
--De vischverkooper! zuchtte Soetkin.
En heure stem was zacht als de stem van eene schim.
--Heeren rechters, de handen en voeten zijn rood van 't bloed. Men
heeft heure beenderen gekraakt.
De chirurgijn-baardemaker raakte ze aan, en Soetkin stiet een kreet
van smerte.
--Beken in heure plaats, zei de baljuw tot Uilenspiegel.
Maar Soetkin bezag hem met opengesperde oogen, als die van een
doode. En hij begreep dat hij niet spreken m
|