is hij; lang haar; vurige liefde; koude knieen en
koude armen!
En Soetkin bezag haar treuriglijk, en dacht dat het een nieuwe uiting
van waanzin was.
Heure rede vervolgend, sprak Katelijne:
--Driemaal drie is negen, een heilig getal. Hij alleen die 's nachts
fonkelende oogen als katoogen heeft, ziet de geheimenis.
Toen Soetkin heur op een avond zoo bezig hoorde, schudde zij
vertwijfeld het hoofd. Doch Katelijne sprak:
--Vier en drie, ongeluk onder Saturnus; onder Venus, een
bruiloftgetal. Koude armen! Koude knieen! Een herte van vuur!
Soetkin antwoordde:
--Gij moogt van die leelijke heidensche afgoden niet spreken.
Katelijne hoorde dit; zij sloeg een kruis en sprak:
--Gezegend zij de grijze ruiter. Nele moet een man hebben, een schoonen
man met een zweerd, een zwarten man met blinkend gelaat.
--Ja, sprak Uilenspiegel, eene mannenstoverij, voor dewelke ik met
mijn mes de saus zal maken.
Nele bezag teederlijk heuren vriend, want zij was gelukkig omdat hij
jaloersch was.
--Ik wil dien niet, sprak zij.
Katelijne antwoordde:
--Wanneer komt hij, die in 't grijs gekleed, en altijd anders geleersd
en gespoord is?
Soetkin sprak:
--Bidt God voor de uitzinnige.
--Uilenspiegel, zei Katelijne, haal ons twee stoopen dobbele kuite,
terwijl ik de heetekoeken bak.
Soetkin vroeg waarom zij den Zaterdag vierde, naar de wijs van
de Joden.
Katelijne antwoordde:
--Omdat het deeg gerezen is.
Uilenspiegel stond met den grooten kroes van Engelsch tin in de hand,
waarin juist twee stoopen gingen.
--Moeder, vroeg hij, wat moet ik doen?
--Ga, sprak Katelijne.
Daar zij geene meesteresse in huis was, wilde Soetkin niet
tegenspreken. Zij zegde tot Uilenspiegel:--Ga, mijn zoon.
Uilenspiegel liep naar den Staak en kwam terug met twee stoopen
dobbele kuite.
Weldra verspreidde de geur der heetekoeken zich in de keuken, en
allen hadden honger, tot zelfs Soetkin.
Uilenspiegel liet het zich goed smaken. Katelijne had hem een grooten
beker gegeven, zeggende dat, aangezien hij de eenige man, hoofd van
het huis, was, hij meer moest drinken dan de anderen en vervolgens
moest zingen.
En zij lachte heimelijk, maar Uilenspiegel dronk, doch zong niet. Nele
weende als zij Soetkin bleek en gansch ineengevallen zag zitten;
alleen Katelijne was vroolijk.
Na het avondmaal gingen Soetkin en Uilenspiegel naar boven op den
zolder slapen; Katelijne en Nele bleven in de keuken, alwaar heure
bedden nu st
|