s stout.
--Bij de ochtendschemering toog hij henen, vervolgde het meisje,
's anderen daags vertelde moeder mij dan allerhande zonderlinge
dingen.... Maar bezie mij toch zoo kwaad niet, Uilenspiegel. Gisteren
zeide zij mij dat een schoon heer, in 't grijs gekleed en Hilbert
genaamd, mij ten huwelijk wilde en thuis zou komen, om zich te
toonen. Ik antwoordde dat ik geen man wilde, hij mocht schoon zijn of
leelijk. Zij deed mij opblijven om hen te verbeiden; want zij is dan
geenszins van heure zinnen, als 't minnarijen geldt. Wij waren half
ontkleed, gereed om te gaan slapen; ik sliep op genen stoel. Toen
zij binnenkwamen, werd ik niet wakker. Plotseling voelde ik iemand
die mij omhelsde, mij in mijnen hals kuste. En in den maneschijn zag
ik een helder gezicht, gelijk het schuim der branding in Hooimaand,
bij broeiend weer, en hoorde ik stille fluisteren:--Ik ben Hilbert,
uw verloofde; wees aan mij; 'k zal u rijk maken. Zijn gezicht stonk
naar visch. Ik stiet hem weg; hij wilde mij nemen met geweld, maar
'k was sterker dan tien mannen als hij. Doch hij scheurde mijn hemde,
kwetste mij aan mijn aangezicht en herhaalde: Wees aan mij, 'k zal
u rijk maken.--Ja, zei ik, lijk mijne moeder, wier laatsten duit gij
nemen zult.--Toen verdubbelde hij zijne pogingen, maar hij vermocht
niets tegen mij. Hij was nog leelijker dan een doode, en ik krabde
hem zoo geweldig met mijne nagelen in zijne oogen, dat hij kermde. Zoo
geraakte ik los, en kwam ik bij Soetkin vluchten.
Katelijne herhaalde gedurig:
--Nele is stout. Waarom zijt gij zoo gauw vertrokken, Hansken,
mijn liefste?
--Waar waart gij, slechte moeder, sprak Soetkin, terwijl men de eer
van uw kind wilde rooven?
--Nele is stout, zegde Katelijne. Ik zat bij mijn zwarten heer,
toen de grijze duivel met bloedend gelaat bij ons kwam en sprak: Kom
mede, kameraad, het deugt hier niet; de mannen willen ons doodslaan
en de vrouwen hebben messen aan heure vingeren. Daarop sprongen zij
te peerd en verdwenen zij in den nevel. Nele is stout!
LXXXI.
's Anderen daags, onder 't ontbijt, sprak Soetkin tot Katelijne:
--Gij ziet dat wee en smerte mij overal volgen, wilt gij mij uw huis
doen ontvluchten, met uwe verdoemde hekserijen?
Maar Katelijne sprak:
Nele is stout. Kom weder, mijn Hansken.
Den volgenden Woensdag kwamen de beide duivelen terug. Sedert den
Zaterdag sliep Nele bij de weduwe Vanden Houte, zeggende dat zij
niet langer bij Katelijne mocht vernachten, om
|