lve de rechters en
Judocus Grijpstuiver.
Toen vroeg hij of er voor hem geenerlei vergiffenis was, zeggende:
--Ik heb altijd veel gewrocht en weinig gewonnen; ik was goed jegens
den arme en gedienstig voor elkeen. Ik heb de Roomsche Kerke verlaten
om te gehoorzamen aan den geest Gods, die tot mij sprak. Ik smeek om
geen andere gratie dan de verandering van de straffe des vuurs in die
van eeuwigdurende verbanning uit Vlaanderenland, op verbeurte mijns
levens, straffe die voorwaar streng genoeg is.
Allen riepen:
--Genade, heeren! erbarming!
Maar Judocus Grijpstuiver riep niet mede.
De baljuw gaf de toehoorders teeken te zwijgen en zegde dat het door
de plakkaten strengelijk verboden was, genade voor ketteren te vragen,
maar dat, zoo Klaas zijne doling wilde afzweren, hij zou gehangen
worden in stee van verbrand.
En het volk sprak:
--Gehangen of verbrand, 't is toch de dood!
En de vrouwen weenden en de mannen morden.
--Ik zweer niets af, sprak Klaas. Doet met mijn lijf wat uwer genade
zal believen.
Titelman, de deken van Ronse, riep toen uit:
--Het is ondraaglijk zulk een kettergespuis tot zijne rechters het
hoofd te zien verheffen; het lichaam tot assche verbranden is een
kortstondige pijne; men moet de ziele redden en de ketteren, door
middel van de torture, dwingen hunne dolingen af te gaan, opdat zij
aan 't volk het gevaarlijk schouwspel niet geven van ketteren, die
in onboetveerdigheid sterven.
Op die rede weenden de vrouwen nog meer en zeiden de mannen:
--Hij heeft het stuk bekend: 't is dus de straffe, maar niet de
torture.
De rechtbank besliste dat, mits de tortuur niet voorgeschreven was
door de ordonnantien, Klaas die niet moest verduren. Nogmaals tot
afzweren vermaand, antwoordde hij:
--Ik kan niet.
Krachtens de plakkaten, werd hij plichtig verklaard aan simonie,
wegens het verkoopen van aflaten, aan ketterije en aan het herbergen
van ketters en als dusdanig werd hij veroordeeld om "geexecuteerd
te worden met den viere, zoo dat er de dood naar volge", voor de pui
van het schepenhuis.
Zijn lichaam zou twee dagen aan den staak blijven hangen om tot
voorbeeld te dienen en daarna gevoerd worden ter plaatse patibulaire,
zooals zij het galgeveld heetten.
De rechtbank kende den aanbrenger Judocus Grijpstuiver--wiens' naam
niet genoemd werd--vijftig gulden op de eerste honderd karolusgulden
der erfenis en den tienden penning op het overige toe.
Als Klaas dat vonnis hoorde,
|