le sprak tot Uilenspiegel:
--Laat heur, zij wil het; wij zullen de karolussen redden.
En zij togen henen; Katelijne liep rond Soetkin en sprak:
Maak open: mijne ziel wil er uit!
En Soetkin, met strakke oogen, keek heur aan zonder heur te zien.
De hutten van Klaas en van Katelijne paalden aaneen, die van Klaas
stond wat achteruit en had een hofje van voren. Bij het huisje van
Katelijne hoorde een boonenveld, dat op de straat uitgaf. Dat veld
was afgesloten met een groene haag, waarin Uilenspiegel en Nele,
toen ze jong waren, een gat gemaakt hadden, om bij malkander te komen.
Uilenspiegel en Nele gingen in het boonenveld en van daar zagen zij
den landsknecht welke, met waggelenden kop in de lucht spuwde, maar
het speeksel viel terug op zijn wambuis. Een flesch lag nevens hem.
--Nele, sprak Uilenspiegel stille, die dronken soldaat heeft niet
genoeg gedronken, hij moet nog meer drinken. Eerst dan zullen wij
hem meester zijn. Laat ons de flesch nemen.
Bij den klank hunner stemmen, keerde de soldenier zijn zwaren kop
naar hen toe; hij zocht zijne flesch en, die niet vindende, spuwde hij
voort in de lucht om in den maneschijn zijn speeksel te zien vallen.
--De brandewijn zit tot aan zijne tanden, sprak Uilenspiegel, ziet gij,
Nele, hoe moeilijk hij spuwt?
Als de soldenier opnieuw gespuwd en in de lucht gekeken had, stak hij
de hand uit naar de flesch. Hij vond ze, zette ze aan zijn mond, stak
zijn hoofd achteruit, klopte zachtjes op de flesch om er de laatste
droppelen uit te halen en lokte er aan als een kind aan de borst
zijner moeder. Er niets meer in vindende, smeet hij de flesch weg,
vloekte toen in het Hoogduitsch, spuwde weer, liet den kop rechts en
links vallen, knauwde een onverstaanbaar vaderons en sliep in.
Uilenspiegel, die begreep dat die slaap niet van langen duur wezen
zou, zegde dat zij hem nog zwaarder moesten doen ronken; hij kroop
door de haag, nam de flesch van den dronkenlap, gaf ze aan Nele,
die ze met brandewijn vulde.
De soldaat snorkte door; Uilenspiegel kroop weder door het gat van
de haag, stak de volle flesch tusschen de beenen van den dronkaard
en keerde terug in het boonenveld, waar hij met Nele bleef wachten.
De koelte van de versch gevulde flesch deed den soldaat de oogen
openen, en onwillekeurig tastte hij naar het voorwerp, dat hem koude
veroorzaakte.
Zijn dronkaards-instinct zei hem, dat het wel eene volle flesch kon
wezen, en hij greep ze vast. Uilenspiegel zag
|