FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137  
138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   >>   >|  
n te rusten, die bereid is naar de wijze van Bourgondie, als robijn zoo rood en zoo klaar. Hij vraagt maar om gedronken te worden. Nu, wij gaan wat hout op het vuur doen. Hoort gij de pensen zingen op den rooster? Dat is een liedje van wellust. Klaas keerde de pensen op den rooster en sprak: --Hebt gij mijn zoon, mijn Uilenspiegel, niet gezien? --Neen, antwoordde hij. --Brengt gij nieuws van Judocus, mijn broeder? vroeg Klaas, terwijl hij alles opdiende: gerooste pensen, een eierpannekoek, kaas, twee groote bekers en Leuvenschen wijn, die helder en rood in de bottels flikkerde. De man antwoordde: --Uw broeder is te Sippenaken gestorven op het rad. En dit om, als ketter, de wapenen tegen den keizer te hebben gevoerd. Klaas was als waanzinnig en beefde, over gansch zijn lijf, zoo groot was zijn gramschap. --De beulen, de moordenaars! Judocus! mijn arme broeder! --Onze vreugde en onze smerten zijn niet van deze wereld, zegde de man. En hij begon te eten. Vervolgens sprak hij: --Ik heb uw broeder bijgestaan in het gevang, ik deed mij doorgaan voor een zijner neven. Ik kom alhier, omdat hij mij zeide: Ga bij mijn broeder Klaas, als gij voor 't geloove niet sterft als ik; zeg hem van in den vrede des Heeren te leven, door werken van bermhertigheid te plegen en zijn zoon heimelijk in de wet van Christus op te brengen. Het geld dat ik hem gaf, werd genomen van het arme, onwetende volk; dat hij het gebruike om Thijl op te voeden in de leering van God en zijn woord. Op die rede, gaf de bode aan Klaas den vredekus. En Klaas jammerde: --Op het rad gestorven! mijn arme broeder! En zoo groot was zijn smert, dat hij niet tot bezinning kon komen. Doch, daar hij zag dat de man dorst had en zijn glas uitstak, schonk hij hem wijn in, maar hij at en dronk zonder vreugde. Soetkin en Nele bleven zeven dagen weg; gedurende dien tijd bleef de bode de gast van den koolbrander. Al die nachten hoorden zij Katelijne huilen: --Het vuur! het vuur! Maak open, maak open; de ziel wil er uit! En als Klaas naar heure hut ging, stilde hij heur met zoete woorden. Na zeven dagen toog de vreemde henen, zonder iets van Klaas te willen aanveerden dan twee karolussen, om onderwege te eten en te slapen. LXVIII. Nele en Soetkin waren van Brugge teruggekomen. Klaas zat in de keuken als een kleermaker, knoopen aan een oude hooze te naaien. Nele stond naast hem en hitste tegen den ooievaar Titus Bibulus Snuffius
PREV.   NEXT  
|<   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137  
138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   >>   >|  



Top keywords:
broeder
 

pensen

 

gestorven

 
Soetkin
 
antwoordde
 
Judocus
 

zonder

 

rooster

 

vreugde

 

schonk


bleven
 
gedurende
 

leering

 

voeden

 

gebruike

 

genomen

 

onwetende

 

vredekus

 

jammerde

 

bezinning


Snuffius
 

uitstak

 

onderwege

 
karolussen
 

slapen

 
LXVIII
 
aanveerden
 

vreemde

 

Bibulus

 

willen


Brugge

 

naaien

 
ooievaar
 
knoopen
 

teruggekomen

 
keuken
 

kleermaker

 

Katelijne

 

huilen

 

hitste


hoorden

 

nachten

 
koolbrander
 

stilde

 
woorden
 
zijner
 

terwijl

 

opdiende

 
gerooste
 

eierpannekoek