ntichrist
regeert, dat is de paus, die een vijand van licht en waarheid
is."--"Ha! sprak Klaas, gij spreekt zonder eerbied van Onzen Heiligen
Vader. Hij is onwetend van de wreede folteringen waarmede de arme
protestanten gestraft worden." De vreemdeling antwoordde: "Zeker
weet hij het, want het is op zijne bevelen dat zij worden om hals
gebracht door den keizer, nu door den koning, die profijt trekt uit
de verbeurdverklaringen, die van de gestorvenen erft en juist liefst
de rijken uit hoofde van ketterije voor de Vierscharen daagt." Klaas
antwoordde: "Overal spreekt men ervan in Vlaanderenland, ik moet het
gelooven. Het vleesch des menschen is zwak, al is het ook koninklijk
vleesch. Mijn arme Judocus!" En Klaas gaf alzoo te verstaan dat het
uit een verachtelijk winstbejag is dat Zijne Majesteit de ketteren
doet straffen. Mits de vreemdeling wilde voortgaan, antwoordde Klaas:
"Gelief, Heere, met deze reden niet voort te gaan, want werden zij
gehoord, ik zou het duur moeten bekoopen."
... Klaas stond op om naar den kelder te gaan, waaruit hij met een
kan bier terugkwam: "Ik ga de deur toedoen", sprak hij vervolgens,
en de aanbrenger hoorde niets meer, want hij moest haastelijk het huis
verlaten. Maar met valavond werd de deur weer geopend. De vreemdeling
ging heen, maar weldra kwam hij weder kloppen, zeggende: "Klaas,
't is koud; ik weet niet waar slapen; verleen mij eene schuilplaats;
niemand heeft mij zien binnenkomen; alles is stil." Klaas liet hem
binnen, stak eene lanteerne aan en men zag hem,--den ketter den weg
wijzend,--de trap opgaan en den vreemdeling brengen in een kleine
dakkamer waarvan het venster uitzicht geeft in den hof.
--Wie anders, riep Klaas uit, kan dat alles overgedragen hebben dan
gij, deugniet van een vischverkooper? Stondt gij dien Zondag niet stijf
als een paal aan uwe zulle, schijnheilig naar de zwaluwen te kijken?
En hij wees naar Judocus Grijpstuiver, deken der vischverkoopers,
die met zijn leelijke tronie tusschen het volk te zien was.
De vischverkooper grijnslachte, toen hij hoorde dat Klaas aldus zich
zelven verried. Allen die van 't gemeen, mannen, vrouwen en meidekens,
zeiden tot elkaar:
--Arme man, die woorden kosten hem het leven!
Doch de griffier ging voort:
--De ketter en Klaas spraken dien nacht en ook de zes volgende
nachten langdurig met elkander; men kon den vreemdeling vele gebaren
van dreigement of van zegening zien maken, de handen ten hemel zien
heffen, als zi
|