FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136  
137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>   >|  
eilig-Bloedprocessie uit. Klaas zei tot zijne vrouw en tot Nele van er heen te gaan, daar zij misschien Uilenspiegel in de stad zouden ontmoeten. Hij zelf zou thuis blijven om den pelgrim te ontvangen, mocht hij terugkomen. De vrouwen vertrokken getweeen. Klaas bleef aan zijne deur zitten en vond Damme doodsch en verlaten. Hij hoorde niets dan het kleppen van eene of andere dorpsklok in 't ronde, terwijl de wind, bijwijlen uit Brugge, het getintel van den beiaard en een groot geraas van falkonetten en van vuurpijlen bracht, die ter eere van het Heilig Bloed afgeschoten werden. Klaas zocht droomerig Uilenspiegel op de wegen, doch hij zag niets dan een blauwen, onbewolkten hemel, eenige honden die met hangende tong in de zonne lagen, wat musschen die tjilpend zich wentelden in 't stof, eene kat die ze beloerde, en het zonnelicht dat vriendelijk in al de huizen drong en er de koperen ketels en tinnen pateelen op den schoorsteen glinsteren deed. Doch Klaas was treurig te midden van al die vreugd en, zijn zoon zoekend, tuurde hij in den dikken damp, die over de weiden hing en spitste het oor om te luisteren of hij hem niet hoorde tusschen het blijde geritsel der bladeren en het vroolijk gekweel der vogelen in de boomen. Eensklaps zag hij op den weg van Maldegem een man van lange gestalte afkomen, maar seffens zag hij dat het Uilenspiegel niet was. Hij zag hem stilstaan bij een rapenveld en gulzig eenige dier knollen opeten. --Die moet grooten honger hebben, sprak Klaas. Nadat hij hem een oogenblik uit het zicht verloren had, zag hij hem weder te voorschijn komen aan den hoek van de Reigerstraat, en hij herkende den bode van Judocus, die hem zevenhonderd gouden karolusguldens gebracht had. Hij ging hem tegemoet en sprak: --Kom binnen! De man antwoordde: --Gezegend zijn zij, die goed zijn jegens den dolenden reiziger. Buiten op de vensterbank lagen broodkruimelen, die Soetkin voor de vogelen had gestrooid. Zij kwamen daar 's winters hun eten zoeken. De man nam de brokkelingen en at ze gulzig op. --Gij hebt honger en dorst, sprak Klaas. --Voor acht dagen werd ik uitgestroopt door de roovers, sprak de man, en sedert dien voed ik mij met rapen en wortelen langs de wegen. --'t Is dus tijd eenige versterking te nemen. Hier is, sprak Klaas, de schapraai openend, hier is eene teil vol boonen, hier zijn eieren, pensen, hesp, Gentsche worst, en nog hier is waterzooi. Beneden in den kelder ligt Leuvensche wij
PREV.   NEXT  
|<   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136  
137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

eenige

 

gulzig

 
hoorde
 
vogelen
 
honger
 

Judocus

 

gouden

 

zevenhonderd

 

karolusguldens


binnen
 
Gezegend
 

antwoordde

 

gebracht

 

jegens

 

tegemoet

 

dolenden

 

oogenblik

 

rapenveld

 

knollen


opeten
 

stilstaan

 

gestalte

 
afkomen
 

seffens

 
grooten
 
voorschijn
 

Reigerstraat

 

herkende

 

verloren


hebben

 

reiziger

 
brokkelingen
 
schapraai
 

openend

 
versterking
 

wortelen

 

boonen

 

kelder

 

Beneden


Leuvensche

 

waterzooi

 
pensen
 

eieren

 
Gentsche
 
winters
 

zoeken

 

kwamen

 
broodkruimelen
 

vensterbank