FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131  
132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   >>   >|  
cht op mijn bed en de andere helft onder mijn bed te slapen. --Zoo, antwoordde de meester, maar ik heb nog een tweede gewoonte, dat is van mijne onbeschaamde gasten op straat te smijten, met toelating de eerste week boven den grond, en de tweede onder den grond door te brengen. --In uwen kelder, baas, bij de tonnen bruinbier? LXIV. Als Uilenspiegel den wagenmaker verlaten had, verhuurde hij zich, op de terugreis naar Vlaanderen, als leerknaap bij eenen schoenmaker, die liever aan zijne deur stond, dan met zijne else op den stoel zat. Uilenspiegel, die hem voor de honderdste maal zag opstaan, vroeg hoe hij de overleeren moest snijden. --Snijdt er, sprak de baas, voor groote en middelmatig voeten, opdat zij passen aan al wie groot of klein vee drijft. --Zoo zal geschieden, baas, antwoordde Uilenspiegel. Als de schoenmaker weg was, sneed Uilenspiegel overleeren die alleen goed waren voor merrien, ezelinnen, veerzen, zeugen en ooien. Als de baas terug in zijn werkhuis kwam en zijn leder versneden zag, riep hij uit: --Wat steekt gij daar uit? --Wat gij mij gezegd hebt, was 't antwoord van Uilenspiegel. --Ik heb u gezegd, hernam de baas, schoenen te snijden die passen aan allen die ossen, varkens en schapen drijven, en nu snijdt gij schoenen voor die beesten. Uilenspiegel antwoordde: --Baas, in dit seizoen waarin alle beesten minneziek zijn, wie anders dan de zeug, de ezelin, de veers en de ooie mennen den beer, den ezel, den stier en den ram? Hij maakte zich buiten, doch hij mocht niet meer binnen. LXV. Het was in de Grasmaand, de lucht was zoet, doch nadien begon het te vriezen en de hemel zag grijs als op Allerzielen. Uilenspiegel's derde jaar ballingschap was sedert lang verstreken, en Nele verwachtte alle dagen heuren hertsvriend terug. --Laas! sprak zij, 't gaat sneeuwen op de kersebloesems, op de bloeiende seringa's, op al de arme planten die bij de zoele warmte eener vroege lente vol hope ontloken waren. Lichte sneeuwvlokjes vallen reeds op de wegen. En 't sneeuwt ook op mijn arm herte. Waar zijn zij, de heldere zonnestralen, die de gezichten verblijden, de daken rooder maken, den hemel blauw en de ruiten vlammend? Waar zijn zij die warmte schenken aan aarde, lucht, aan vogelen en insecten? Laas! nu heb ik dag en nacht koude van droefheid en bangen twijfel. Waar zijt gij mijn lief, mijn Uilenspiegel? LXVI. Uilenspiegel naderde Ronse, en hij had honger
PREV.   NEXT  
|<   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131  
132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   >>   >|  



Top keywords:
Uilenspiegel
 

antwoordde

 

warmte

 
schoenmaker
 
beesten
 
schoenen
 

snijden

 

gezegd

 

passen

 

overleeren


tweede
 
ballingschap
 

Allerzielen

 

bloeiende

 

kersebloesems

 

sedert

 

verstreken

 

heuren

 

hertsvriend

 

sneeuwen


andere
 

verwachtte

 

maakte

 
buiten
 

mennen

 
nadien
 
seringa
 

slapen

 

Grasmaand

 

binnen


vriezen

 

planten

 
schenken
 
vogelen
 

insecten

 
vlammend
 

ruiten

 

rooder

 

naderde

 

honger


droefheid

 

bangen

 
twijfel
 

verblijden

 
gezichten
 
ontloken
 

Lichte

 

sneeuwvlokjes

 
ezelin
 

vroege