FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333  
334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   >>   >|  
egonnen te beven, alsof zij bespeurde, dat ik weldra duidelijker spreken zoude. "En gij, Mejuffer!" vervolgde ik, niet minder bevend: "gelooft gij insgelijks ... ik meen: zoudt gij gelukkig kunnen zijn ... zonder rijtuig ... zonder al die gemakken, waaraan gij thans ... aan het huis van uw oom ... gewoon zijt geraakt?" Dit was een vraag: en hier diende een antwoord op. Dit antwoord was echter datgene, hetwelk altijd gegeven wordt, wanneer men schroomt of zich ongehouden acht, rechtstreeks of onbewimpeld te antwoorden. "Dat weet ik niet ... dat is _betrekkelijk_." "Vergeef mij," zeide ik: "mijn vraag was misschien onbescheiden. Maar," vervolgde ik, opstaande, en mij nevens haar plaatsende, met de eene hand op de tafel en de andere op den rug van haar stoel: "indien ik die vraag doe, 't is omdat bijaldien uw hart gehecht ware aan die genoegens, welke de rijkdom alleen kan verschaffen, ik schromen zoude, u een verklaring te doen, die...." hier zweeg ik een oogenblik en begon nog harder te beven. Zij bleef stip op haar werk zien, beurtelings, rood en bleek wordende. "Gij hebt mij gisteren," vervolgde ik, "toen wij ons in levensgevaar bevonden, eenige woorden toegesproken, welke ik nimmer vergeten zal en die mij ook thans nog als hemelmuziek in de ooren ruischen. Ik zou echter geene gevolgtrekkingen durven maken uit hetgeen wellicht aanleiding vond in de ontroering van het oogenblik en in den staat van opgewondenheid, waarin wij toen verkeerden. Maar zoudt gij thans, bij bedaarder zinnen, mij vergunnen, aan die woorden een uitlegging te geven, welke mij voordeelig ware?" Hier lichtte Henriette de oogen op en zag mij aan met een engelachtigen blik, maar terstond weder voor zich ziende: "ik durf mij vleien," zeide zij, "dat ik toen bedaard was en geen bewijs van opgewondenheid gegeven heb. Wat ik dus toen zeide...." "Blijft gij dat ook thans gestand doen?" vroeg ik, in verrukking, haar bij de hand vattende en mij over haar schouders neerbuigende. Zij beantwoordde mijn handdruk en liet terzelfder tijd het hoofd tegen mijn arm nedervallen. Maar weldra richtte zij zich weder op, en, het hoofd schuddende, zeide zij met een weemoedigen blik: "Kom! ik ben een zottin. Verschoon mij, Mijnheer Huyck! Het is beter, dat wij dit onderwerp niet verder aanroeren ... en zelfs, dat wij elkanders gezelschap vermijden." "Hoe!" riep ik uit, verbaasd en terneergeslagen: "gij geeft mij de zoetste hoop en tegelijker tijd, in een
PREV.   NEXT  
|<   309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333  
334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353   354   355   356   357   358   >>   >|  



Top keywords:
vervolgde
 

oogenblik

 
antwoord
 

echter

 

gegeven

 

zonder

 
opgewondenheid
 

woorden

 
weldra
 
wellicht

ontroering

 

engelachtigen

 

aanleiding

 

durven

 

ziende

 
terstond
 

gevolgtrekkingen

 

hetgeen

 

Henriette

 

vergunnen


verkeerden

 

zinnen

 
bedaarder
 

ruischen

 
waarin
 

lichtte

 
voordeelig
 

uitlegging

 

onderwerp

 
verder

aanroeren
 

zottin

 

Verschoon

 

Mijnheer

 

elkanders

 

zoetste

 

tegelijker

 

terneergeslagen

 

verbaasd

 

gezelschap


vermijden

 

weemoedigen

 

gestand

 
Blijft
 
verrukking
 

vattende

 

bedaard

 

bewijs

 

hemelmuziek

 
schouders