de, maar over den invloed,
dien een hartstocht over mij uitoefende: en ik vormde het besluit om
niet langer uit te stellen mijn ouders met het gebeurde bekend te maken.
"Het is," dacht ik, "alleen de onzekerheid, welke mij het werk moeielijk
maakt. Is eens mijn lot op deze of gene wijze beslist, dan zal ik kalmer
zijn en weer in staat mijn plichten naar behooren te vervullen."
Hoe zegende ik het geluk, een moeder te bezitten. Want men gevoelt het,
het was voor haar, dat ik in de eerste plaats mijn hart wenschte te
ontboezemen. Zij, dit wist ik, zou mij met verschoonende deelneming
aanhooren; zij zou wat in mijn hart omging op rechten prijs stellen: zij
zou mij ten voorspraak strekken bij een vader, dien ik liefhad en eerde,
maar die wellicht mijn liefde af zou keuren, of als een voorbijgaande
neiging aanzien, bestemd om even spoedig te verdwijnen als zij was
opgekomen.
Ik nam dan ook nog dienzelfden middag de gelegenheid waar, dat mijn
vader in zijn kamer aan 't werk zat, en dat Suzanna met de jongere
kinderen een grachtje rondging, om de lieve vrouw over mijn
huwelijksplannen te onderhouden, en haar te bidden, mijn vader te
bewegen, om een bezoek bij den Heer Blaek af te leggen en hem voor mij
de hand zijner nicht te vragen. Mijn moeder luisterde naar mij met de
belangstelling, waarop ik wist te kunnen rekenen: maar toch kon ik aan
de eenigszins ontevredene uitdrukking van haar gelaat bemerken, dat het
medegedeelde haar niet volkomen welkom was. Ik was echter op zwarigheden
voorbereid en wist met de welsprekendheid eens verliefden al de
bedenkingen op te lossen, welke zij, zoowel uit de kortstondigheid
mijner kennismaking met Henriette, als uit ons gebrek aan fortuin wist
te putten. Het viel mij echter zwaarder dan ik gedacht had, haar te
overreden om mij haar hulp te beloven ter bereiking van een oogmerk,
dat, naar ik duidelijk gewaar werd, hare meer verhevene verwachtingen
teleurstelde. Want, welke moeder, zij moge overigens de nederigste en
verstandigste vrouw zijn, koestert geen inzichten en wenschen omtrent
haar kinderen, hooger en grootscher dan de wezenlijkheid kan
teweegbrengen? Eindelijk echter, toen zij vernam, dat ik mijn liefde
reeds verklaard had, en dat de zaak tusschen Henriette en mij zoo goed
als beklonken was, deed zij, zooals alle moeders zouden gedaan hebben:
zij omhelsde mij, en beloofde, mijn belangen te zullen voorstaan en bij
mijn vader bepleiten.
Den volgenden namiddag riep mijn vader, di
|