FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353  
354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   >>   >|  
niet te reppen; daar ik nu van achteren den schijn op mij laadde, als had ik die opzettelijk verzwegen. "'t Is waar!" zeide ik: "ik had het vergeten ... ik had het hoofd zoo vol. Ook heb ik niet gedacht, dat er iemand belang in stelde." "Nu! die jonge Juffer stelt dan wel belang in u," zeide Tante in haren eenvoud des harten: "zij is nog tweemalen sedert dien tijd bij mij geweest, en heeft mij telkens naar u gevraagd, Neef!--Een zoet meisje, dat moet ik zeggen: jammer maar, dat zij Roomsch is. Haar vader had mij heden ook bezocht, om mij te bedanken voor de vriendelijkheid, die ik, zoo hij zeide, voor zijn dochter gehad had. Een beleefd mensch die Heer Van Beveren, dat moet ik zeggen." "Van Beveren!" herhaalde mijn vader, die met aandacht naar de woorden zijner zuster geluisterd had: "waar hoort die man te huis?" "Te Deventer!" antwoordde Tante: "doch hij schijnt hier welbekend; althans hij heeft mij over vele lieden gesproken en wist bijna aller betrekkingen." "Te Deventer! zoo!" herhaalde mijn vader, nadenkend: "en heeft u die Heer Van Beveren geen geld ter leen gevraagd?" "Neen Broeder! En hij zag er ook niet uit als iemand, die geld behoefde. Hij was goed gekleed en had het geheele voorkomen van een man, die in de groote wereld leeft." "Ik behoef u niet te vertellen, Zuster?" zeide mijn vader, "dat de duivel zich somtijds in een engel des lichts verkleedt, om zijn oogmerken te bereiken. Ik zou u aanraden, wat voorzichtig met die lieden te zijn." "Hoe dan: weet gij eenig kwaad van hen, Broeder?" vroeg Tante, met eenige bezorgdheid. "Niet het minste; maar ik wil dat toch eens onderzoeken ... er is toch iets, dat mij vreemd voorkomt." "Gij zult toch niet denken, Willem!" zeide mijn moeder: "dat Heynsz verdachte lieden zal herbergen?" "'t Is zeker, dat zulks nogal grappig zoude wezen," hernam mijn vader: "maar gij hebt gelijk en uw aanmerking is juist.--En Zuster! sprak de dochter van dien Heer zoo belangstellend over Ferdinand?" "Och Vader!" zeide ik, alle vermoedens wenschende af te wenden: "Tante zal de zaak waarschijnlijk een weinig vergrooten. Zij en ik zijn misschien de eenigen, die Amelia behalve haar huisgenooten kent." "Ei! heet zij Amelia?" vroeg mijn vader: "gij schijnt reeds vrij familiaar met haar te zijn, om haar zoo bij haar doopnaam te noemen!" Ik zag, dat Suzanna bleek werd en ik merkte dat ikzelf een kleur over mijn onvoorzichtige uitdrukking kreeg. Mijn Zuster, waarschij
PREV.   NEXT  
|<   329   330   331   332   333   334   335   336   337   338   339   340   341   342   343   344   345   346   347   348   349   350   351   352   353  
354   355   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   >>   >|  



Top keywords:
Beveren
 

Zuster

 
lieden
 

zeggen

 

gevraagd

 

Deventer

 
herhaalde
 

dochter

 
Broeder
 
schijnt

belang

 

iemand

 

Amelia

 

Heynsz

 

onderzoeken

 
verdachte
 

doopnaam

 

noemen

 

denken

 

Suzanna


voorkomt

 

moeder

 
vreemd
 

Willem

 
voorzichtig
 

merkte

 
aanraden
 

oogmerken

 

bereiken

 
bezorgdheid

minste
 

familiaar

 

eenige

 

uitdrukking

 

onvoorzichtige

 

verkleedt

 

misschien

 

Ferdinand

 

belangstellend

 

ikzelf


eenigen

 

waarschijnlijk

 

wenden

 
weinig
 
vergrooten
 

vermoedens

 

wenschende

 

waarschij

 

grappig

 
hernam