inden kan. Ik ga dus hedenavond heen, en
gij kunt gerust uw spionnen uitzetten en mijn gangen laten nagaan; maar
thans, verzoek ik, van uw verder bijzijn ontslagen te worden. Gij zult
dan wel met mijn dochter afrekenen."--Heynsz scheen nu te begrijpen, dat
hij niet verder komen zou, mompelde wat binnensmonds en ging heen,
zoowel als ik:--en, zooveel als ik hedenmorgen vernomen heb, is die Van
Beveren met de nachtschuit naar Utrecht vertrokken."
"Ik wensch hem goede reis," zeide ik, eenigszins verbaasd over de
stoutheid en ondoorzichtigheid van Van Lintz, dat hij aldus vertrokken
was, met een gelegenheid, waarbij hij niet kon missen bespied en
achtervolgd te worden.
Het overige van ons gesprek was onbeduidend; althans het verdient hier
niet opgeteekend te worden. Voor Helding vertrok, bad hij mij, mijn
vader nog eens te willen herinneren aan de hem beloofde nasporingen
omtrent het lot zijner ongelukkige dochter.
"Dat wil ik gaarne doen," zeide ik: "maar het behoeft niet. Wat mijn
vader eens voorneemt en belooft, dat vergeet hij niet: heb dus maar
geduld, vriend Helding! gij zult de verlangde narichten bekomen. God
geve, dat zij tot een gelukkig einde mogen strekken."
Nauwelijks had Helding mij verlaten, en nog zat ik te peinzen over het
medegedeelde nieuws, toen de deur mijner kamer zachtjes openging en ik
in den tegenover mij geplaatsten spiegel mijn moeder herkende, die bleek
en bezorgd van uitzien, met langzame schreden naar mij toekwam.
"Was het Monsieur Helding niet, die daar uitging?" vroeg zij, terwijl
zij met de eene hand, waarin zij een open brief hield, op den rug van
mijn stoel leunde, en met de andere zich een traan uit het oog wischte.
"Dezelfde, Moederlief!" zeide ik, rood wordende.
"Wat had die nu weer te vertellen?" vroeg zij, met een ontevreden blik.
"Hij kwam mij bedanken, omdat ik hem laatst te huis gebracht heb, toen
hij te veel gedronken had."
"En was deze de eenige reden zijner komst?" vroeg zij, het hoofd
langzaam buigende: "Ferdinand! Ferdinand! wat hebben uw ouders u gedaan,
om hen zoo te misleiden? wat beteekenen die gestadige gangen en
boodschappen naar en van dat huis van Heynsz? O! zoo gij wist, hoeveel
tranen gij mij kost, en hoe ik om uwentwille reeds twee nachten
slapeloos heb doorgebracht! zoo gij wist, hoe uw brave vader zijn leed
verkropt, en, wanneer ik vraag, wat hem deert, het hoofd schudt, en
alleen met een zucht antwoordt. Hoe zijt gij veranderd, Ferdinand! gij,
|