elke UEd. omtrent mij koesterdet. Thans echter vind ik u geheel te
mijnen opzichte veranderd: en wel, gelijk ik van mijn zuster verneem,
ten gevolge van omtrent mij loopende geruchten, welke UEd. voor waarheid
aanneemt. Uw oom zou het mij ten kwade duiden, indien ik tegen zijn wil
u over mijn liefde onderhield; doch hij kan nimmer wraken, dat ik de pen
opneme ter verdediging van mijn goeden naam. Ik mag vooralsnog, daar het
mij niet vrijstaat, geheimen van derden te openbaren, u de aanleiding
niet ontvouwen mijner kennismaking met zekere Juffer, met welke UEd. mij
eens te Muiden gezien hebt: ik kan u alleen herhalen, dat mijn
betrekking met haar geheel onschuldig is, en dat ik voor haar geen ander
gevoel heb, dan achting voor haar zielshoedanigheden en medelijden met
haar ongeluk. Die Juffer is thans, met voorkennis mijns vaders, bij mijn
Tante Huyck gehuisvest, die stellig geene lieden bij zich zoude
ontvangen, wier gedrag berispelijk was.--Wat verder den laster betreft,
dien men omtrent mij heeft geuit, ik weet, aan wien ik dien moet
toeschrijven, en tevens, dat alleen de eer van uw naastbestaande te
zijn, den lasteraar beveiligt voor de welverdiende straf, welke ik hem
anders had toegedacht.
"Nog eene vraag, Mejuffrouw! Zoo UEd. nog argwaan tegen mij mocht
voeden, schort, bid ik u, slechts veertien dagen lang uw oordeel op: als
die verstreken zijn, houd ik mij overtuigd, dat het mij licht zal
vallen, mij van alle blaam te zuiveren, en u te overtuigen, dat ik niet
onwaardig ben mij te noemen enz."
"En denk je, dat dit stuk veel zal uitwerken?" vroeg Suzanna, toen ik
haar den brief had laten lezen: "mij dunkt in hare plaats zoude ik niet
bijzonder gesticht wezen met die achting en dat medelijden, die gij voor
uwe _protege_ gevoelt. Dat is wel geen liefde; maar het grenst er toch
machtig na aan."
"Aan u zou ik misschien anders schrijven," zeide ik, lachende: "maar
Henriette zal, naar ik vertrouw, het op zijn waren prijs weten te
stellen, dat ik de _reputatie_ van een onschuldig meisje zoowel als de
mijne verdedig.--Heeft zij mij lief, dan zal zij mij gelooven en nadere
ophelderingen afwachten: doet zij dit niet, dan is het ook een teeken,
dat zij mij niet bemint:--en dan zal ik haar miskenning met meerdere
gelatenheid dragen."
Suzanna nam nu de verzending van den brief op zich, en ik begaf mij naar
het kantoor.
In de dagen, welke er tusschen dit gesprek en den jaardag mijner moeder
verliepen, viel niet veel v
|