n man tot vriend kunt maken, zal alles goed gaan," zeide
Pulver: "hij is hier zooveel als de admiraalswimpel, waar alles naar
kijkt, die meester Doedes: en zij moeten wel ontzag voor hem hebben:
want zetten zij hem den voet dwars, en knijpt hij ze niet als Drost, dan
pepert hij het hun in als Dokter."
"Gevonden!" zeide Doedes (gelijk ik nu vernomen had dat 's mans naam
was), zoodra hij ons zag: en meteen klopte hij op zijn zak: "goed
geheugen--Monsieur Weerglas--Sander Gerritsz--struikroover
--zeeschuimer--brief van den Drost--knevelen--naar den vasten wal
zenden--hm!"
"Wat zegt UEd.?" vroeg Pulver, eenigszins verschrikt: "Is Sandertje een
roover?--Och! dan heeft die verbruide Don Manoel het op zijn rekening;
want beter kalf van een jongen heb ik nooit aan boord gehad: maar zoo
gaat het: wie met pek omgaat, wordt er mee besmet."
"En zijn uw orders zoo gestreng?" vroeg ik, niet zonder eenig leedwezen
te gevoelen over het lot, dat Sander boven 't hoofd hing.
"Orders, hm! hm!--Terschelling een vrijplaats--_refugium_--Staten niet
achten--vervallen _privilegium_--orders gestreng."
Ik zweeg en begreep dat het beter voor mij was, dit punt niet verder aan
te roeren. Vooreerst had ik er overvloedig mijn bekomst van, om mij met
eens andersmans zaken te bemoeien: en, ten tweede kwam het mij voor, dat
meester Doedes, ondanks zijn beslissenden toon, het nog maar half met
zichzelven eens was, of hij het oude recht van vrijplaats, waar
Terschelling aanspraak op maakte, al dan niet zou eerbiedigen, en achtte
ik het, als Zoon van den Hoofdschout, ongepast, mij in een geschil van
zoo teederen aard te mengen, 't welk mij later waarschijnlijk kwalijk
zoude genomen worden. Ik vond het dus verkieslijker, den man over mijn
eigen zaken te onderhouden, en deelde hem in korte woorden de redenen
mijner komst en den onhebbelijken eisch des Strandvonders mede.
"Hm!" zeide hij, het hoofd schuddende: "gaat den Strandvonder aan--mij
niet--u voor Schepens beklagen--goed recht uitspreken!"
"Ja," zeide ik, "maar ik zou liever de zaak zonder vonnis in den minne
zien te vinden, en daarom wenschte ik uwe tusschenkomst in deze in te
roepen."
"Hm!--mij niet in moeien--mijne zaken niet--maar--als de zaak in orde is
niet vergeten:--tiende penning mij betalen--ten profijte der
gemeente--oud recht van Terschelling--hm!"
"Hoe," riep ik: "nog meer exacties! dat recht is immers afgeschaft bij
een besluit van HH. Staten?"
"Hm! edict van 12 Decem
|