nder geteld; doch
nu ik het ondervond, werd het mij onverdraaglijk. Ik was, daar mijn
geboorte mij den toegang tot de hoogste kringen verschafte, in kennis
geraakt met den Spaanschen Gezant en deze opende mij de gunstigste
vooruitzichten, indien ik konde besluiten, in den dienst van Z.
Katholieke Majesteit te treden. Dit voorstel kwam mij te aanlokkelijker
voor, nademaal ik begreep, dat ik op deze wijze mijn twee vurigste
wenschen, het bezit mijner dierbare Cornelia en een hooger stand in de
maatschappij, zoude kunnen bereiken. Ik haalde haar over, met mij te
vlieden, zond mijn ontslag in, trouwde heimelijk in de kapel van den
Gezant en vertrok, door hem van goede brieven van aanbeveling voorzien,
met mijn echtgenoote naar Spanje. Ik werd aldaar goed ontvangen. Men had
juist bekwame zee-officieren noodig; en het leed niet lang of ik zag mij
aan boord van een oorlogsbrik geplaatst. Alles liep mij in den aanvang
mede: ik had het geluk gewichtige diensten aan mijn nieuw vaderland te
bewijzen en genoot een snelle bevordering. Door toevallige
omstandigheden geraakte ik ook in diplomatieke betrekkingen: en een
voordeelig tractaat met Portugal gesloten, deed mij in de gunst des
Konings klimmen. Ik werd Admiraal, Grande van Spanje, Vlies-ridder,
Graaf van Talavera, in een woord, ik zag weinigen mij gelijk en alleen
den Koning boven mij verheven. Mijn eenige smart was, dat mijn gade de
mij beschoren eer niet had kunnen deelen: zij was kort na mijn aankomst
in Spanje overleden, na mij een dochter geschonken te hebben.
Mijn voorspoed (en hoe kon dit anders?) had den nijd van velen opgewekt,
en men zocht mij van de hoogte, waartoe ik was opgestegen, te doen
nedertuimelen: dagelijks kwamen den Koning geheime inblazingen ter oore:
men klaagde mij aan van geldverspilling, van misbruik van gezag, in 't
kort van tallooze wandaden, welke ik, zoo ze mij openlijk waren verweten
geweest, met gemak had kunnen wederleggen; doch waar ik mij, zoolang ik
die niet kende, niet tegen verdedigen kon. Langen tijd weerstond de
Koning de kuiperijen mijner haters; maar eindelijk begon hij te
wankelen, en zijn vertrouwen op mij verminderde. Ik ontving een zending
naar Mexico. Ik begreep, dat deze verwijdering met een ballingschap
gelijkstond; maar er viel niet anders te doen dan te gehoorzamen. Ik
oordeelde echter, mij tegen de omstandigheden te moeten dekken en zond
daarom verscheidene papieren van waarde, ook eenige bescheiden, welke
tot mijn justific
|