ie ik voor haar vergaarde, zelf te brengen: nu zal
mijn broeder zich met die taak dienen te belasten."--Wij zagen elkander
verwonderd aan, de Graaf en ik; want wij begrepen niet, waar die
welvaart schuilen kon. Toen haalde mijn broeder een dikken rotting voor
den dag, die aan zijn voeteneinde lag, en waarmede wij, wegens haar lomp
fatsoen, meermalen den spot hadden gedreven. Hij verzocht mij den knop
er af te draaien en hetgeen zich daarin bevond op de tafel uit te
schudden. Ik deed zulks, en nu ontdekten wij met verbazing, dat de stok
hol en geheel gevuld was met edelgesteenten van een onschatbaren prijs.
Mijn broeder nam er eenige van af, en mij die ter hand stellende, zeide
hij: "deze zijn voor u, en zullen u, zoo gij die met overleg verkoopt,
in staat stellen uw fortuin weder op te bouwen. De overige zult gij aan
mijn dochter brengen, als haars vaders erfdeel...."--Toen gelastte hij,
dat men een juwelier zou roepen: er werd een inventaris opgemaakt,
waarop de prijzen volgens taxatie genoteerd werden: en daarvan een
afschrift aan mij en een aan den Graaf ter hand gesteld; terwijl wij
beide stukken teekenden en de bestemming der juweelen daarop vermeldden.
Weinige dagen later stierf mijn broeder in mijn armen, en terwijl zijn
stervende mond mij zijn dochter aanbeval. Ik bleef niet langer te
Lissabon dan voor de begrafenis noodig was, en zeilde af naar Amsterdam.
"Ondertusschen was ik weinig tevreden, wanneer ik de fortuin, die mijn
broeder gemaakt had, met de mijne vergeleek; en zonder te bedenken, dat
hij geen genot van zijn moeizaam verkregen schatten had gehad, terwijl
ik de toekomst nog voor mij had, dacht ik er slechts aan, om mijn nicht
te benijden, die zoo gemakkelijk aan een erfenis kwam, waarop ik, zonder
haar, alleen aanspraak zoude gehad hebben. Nu fluisterde mij de duivel
in: waarom zoudt gij dien schat aan uw nicht brengen? behoud hem voor
u-zelf, drijf er handel mede, en maak het op een andere wijze goed met
de dochter uws broeders. Geen haan zal er naar kraaien, en de Graaf van
Talavera zal er zich in Spanje niet over bekommeren, of gij aan het
vertrouwen uws stervenden broeders beantwoord hebt. Ik was te Amsterdam,
zonder tot een besluit gekomen te zijn: men was aldaar reeds van den
dood mijns broeders onderricht, en te gelijk overtuigd (zoozeer had hij
zijn winsten bedekt gehouden), dat hij arm gestorven was. Nu had ik de
zwakheid, of noem het de laagheid, de lieden niet uit den droom te
helpen: ik ve
|