n en voor de herberg te Zoest voorviel.
HOOFDSTUK 3.
Waarin wordt bewezen, hoe gevaarlijk het is zonder parapluie uit te
gaan, en de beschrijving gevonden van een mooi meisje en een mooien
koepel.
HOOFDSTUK 4.
't Geen verhaalt wat me verder in den koepel voorviel.
HOOFDSTUK 5.
Hetwelk bange lieden bij avond niet moeten lezen.
HOOFDSTUK 6.
Waarin onze held voor de tweede reis op denzelfden dag gevaar loopt van
zijn hart te verliezen.
HOOFDSTUK 7.
Vermeldende, wat de heer Bos aan Ferdinand vertelde, en hoe deze per
slot nog even wijs bleef, gelijk ook het geval met den lezer zal zijn.
HOOFDSTUK 8.
Waarin meer geredeneerd dan gedaan wordt.
HOOFDSTUK 9.
Behelzende het verhaal eener schuitreis van Naarden naar Amsterdam.
HOOFDSTUK 10.
Waarin verhaald wordt, hoe Ferdinand te huis kwam en hoe hij insliep,
welk voorbeeld de lezer mag volgen, zoo het hem goeddunkt.
HOOFDSTUK 11.
Hetwelk ettelijke politie-geheimen aan den dag brengt.
HOOFDSTUK 12.
Waarin men nadere kennis maakt met de leden des familie en waarin tante
Letje een confituurvlek op haar halsdoek bekomt.
HOOFDSTUK 13.
Behelzende, hoe Suzanna en Ferdinand harrewarren, en hoe de laatste in
een welkomstdicht verheerlijkt wordt.
HOOFDSTUK 14.
Waarin Ferdinand op cognac onthaald en tegen wil en dank in nieuwe
avonturen gesleept wordt.
HOOFDSTUK 15.
Vermeldende, hoe Ferdinand en Suzanna uit logeeren gingen en wat er op
Heizicht gebeurde.
HOOFDSTUK 16.
Waarin verhaald wordt, wien Ferdinand in de kerk zag: en welke gasten op
Heizicht kwamen eten.
HOOFDSTUK 17.
Verhalende, hoe Zwarte Piet Ferdinand met een commissie belastte en hoe
Suzanna een grooten koek trok.
HOOFDSTUK 18.
Waarin Ferdinand op zijn kantoor geinstalleerd, en, als Krelis Louwen,
op een poetenmaal wordt genoodigd.
HOOFDSTUK 19.
Bevattende 't geen er op de dichterlijke samenkomst bij Helding
verhandeld werd.
HOOFDSTUK 20.
Waarin verhaald wordt, wie de heer in 't karmozijn was, en hoe deerlijk
Ferdinand er zich in werkte.
HOOFDSTUK 21.
Waarin eenige oude kennissen weder op het tooneel verschijnen en een
paar nieuwe worden ingevoerd.
HOOFDSTUK 22.
Hetwelk aantoont, dat men niet naar de Oost-Indien behoeft te varen,
om schipbreuk te lijden.
HOOFDSTUK 23.
Vermeldende hoe dames voor spoken worden aangezien, en wat de
schipbreukelingen al zoo verder deden om een verkoudheid te voorkomen.
HOOFDSTUK 24.
Hetwel
|