kig had doen
kennen. Zij wist hem met verstand te leiden en tot een nuttig en
werkzaam leven op te wekken: hij zeide dan ook, na zijn huwelijk, of
reeds vroeger aan alle slempmalen en wilde partijen vaarwel, klom tot
hooge eereambten op en bewees den Staat belangrijke diensten.
Caspar Weinstuebe, na vruchteloos gepoogd te hebben, zich toegang te
verschaffen tot de hoogere kringen der maatschappij, en zich daar een
echtvriendin te zoeken, toch niet ongehuwd willende sterven, trouwde met
zijn keukenmeid, bij wie hij ettelijke kinderen verwekte, die, betere
opvoeding ontvangende dan hem te beurt was gevallen, hun geringe afkomst
langzamerhand deden vergeten: ook zij wonnen geld, en hun nageslacht
verkeert thans dagelijks met die familien, wier _bekaentschafft_ de
wellust van Caspar zou hebben uitgemaakt.
Van den Makelaar Velters heb ik weinig kunnen vernemen. Alleen blijkt
mij uit een oud adresboekje, dat hij in de laatste helft der vorige eeuw
Kerkmeester van de Ooster Kerk en dus nog in leven was. Hij schijnt
wijselijk de poezie voor meer winstgevende werkzaamheden te hebben laten
varen: althans gedichten van hem zijn mij nooit voorgekomen. De
_Mengelingen_ van Helding kan men nog in sommige boekerijen van deftige
lieden, en ook nu en dan, hoor ik, op stalletjes aantreffen: ik twijfel
echter, of zij ooit veel lezers vinden. Gerustelijk mag men aannemen,
dat hij het dubbele huwelijk, waar het verhaal mede sluit, zal bezongen
hebben, en dat Tante Van Bempden niet achterlijk gebleven zal zijn, om
te dier gelegenheid een luisterrijk feest te geven.
Zacharias Heynsz ging ijverig voort met aan de Justitie trouwe diensten
te bewijzen: met de aanvaarding zijner nieuwe betrekking zeide hij het
schilderen vaarwel: en de kunst heeft er niet bij verloren.
Eindelijk kan ik hier nog bijvoegen, dat, volgens getuigenis mijner
vrienden, een afstammeling van kleinen Simon den Marskramer, die sterk
verdacht wordt gehouden van, op het voetspoor zijns voorvaders, der
Politie bijwijlen ten dienste te staan, nog dagelijks op het
Schapenplein te zien is, 's winters met een vuurtest, 's zomers met een
schoenenbak, al roepende: "gheen dijt rijk, zoo waar solje ghesond
blijven."
Marie Stauffacher.
* * * * *
INHOUD
INLEIDING
HOOFDSTUK 1.
Waarin, onder meer andere wetenswaardige zaken, het portret van den held
dezer geschiedenis gevonden wordt.
HOOFDSTUK 2.
Waarin men lezen zal, wat i
|