rkocht mijn juweelen, of liever die mijner nicht niet op
eens, maar langzamerhand, en begon een handel, dien ik meer en meer
uitbreidde. Ik was voorspoedig. Het scheen alsof het onrechtvaardig
verkregen geld in mijne handen moest gezegend worden; dan innerlijk was
ik verre van mijn voorspoed te genieten.
"Eenige jaren waren verloopen, toen ik (nog sidder ik bij de
herinnering) een brief van den Graaf van Talavera ontving. Hij had,
schreef hij, vernomen, dat ik zeer vermogend was geworden, terwijl men
van mijn nicht niets af wist: kortom de brief gaf niet onduidelijk te
kennen, dat hij iets van de zaak vermoedde. Hij eindigde met mij te
melden, dat hij het duplicaat van den inventaris naar Amsterdam zou
overzenden en bij den Notaris Bouvelt doen deponeeren. Dit bericht
ontzette mij: om tegen den dreigenden slag gewapend te zijn, liet ik
terstond mijn nicht van de school komen, waar zij zich bevond, nam haar
bij mij en behandelde haar als mijn eigen kind, voornemens zijnde om,
zoo ik aangeklaagd werd, dadelijk rekening en verantwoording te doen.
Maar nu bekwam ik de tijding, dat de Graaf in ongenade en naar Amerika
was--en een jaar daarna verspreidde zich het gerucht van zijn dood. Ik
was thans van mijn grootste zorg ontslagen; want ik hoopte altijd, dat
hij zijn bedreiging om dat papier over te zenden, niet had ten uitvoer
gelegd. Intusschen had ik Henriette als een dochter liefgekregen, en hoe
meer ik haar leerde kennen en waardeeren, hoe feller verwijtingen ik mij
deed van haar een vermogen te hebben onthouden, dat haar rechtmatig
toebehoorde. Toen kwam het denkbeeld bij mij op, dat een huwelijk
tusschen u beiden alles in 't gelijk, zoude brengen: en ik behoef u mijn
streven naar dat doel niet voor den geest terug te brengen; het is u
genoeg bekend.
"Verbeeld u mijn schrik, toen ik eenige dagen geleden, den man, dien ik
dood waande, ten huize van den Notaris Bouvelt ontmoette en van hem
hoorde, dat de bewuste inventaris zich onder andere papieren bevond, die
hij indertijd, wel verzegeld, naar Amsterdam had overgezonden en nu was
komen terugeischen; terwijl hij tevens dreigde, mijn gedrag openbaar te
zullen maken. Ik had ook toen nog mijn volslagen schande kunnen
voorkomen, door aan mijn nicht haar vermogen uit te keeren en er bij te
voegen, dat ik haar om wijze redenen tot nog toe verborgen had gehouden,
hoe rijk zij: was; maar valsche schaamte belette mij, dien stap te doen,
daar ik vreesde, dat de ware toedracht d
|