er zaak bekend zoude worden. Ik
smeekte derhalve den Heer Van Lintz, mij mijn goeden naam niet te
ontrooven: ik stelde hem uw huwelijk met Henriette als een bepaalde zaak
voor: ik bood hem mijn invloed bij onze bewindslieden, mijn hulp ter
ontvluchting aan. Door mijn gebeden verwonnen, nam hij aan om, zoodra
hij in veiligheid zou zijn en de tijding van uw huwelijk bekomen had,
mij het noodlottig duplicaat te zenden.
"Uw onberaden daad, om den man, van wien ik alles te vreezen had, in
handen der Justitie te leveren, heeft al mijn pogingen verijdeld. Het
bewuste stuk is daardoor, met de overige bij hem gevonden papieren, in
beslag genomen, naar Amsterdam gezonden, en in handen van den Heer
Hoofdofficier. Zooeven kom ik van zijn kantoor. Hij had mij laten roepen
om te vernemen, wat het opschrift: _Inventaris der juweelen enz.,
toebehoord hebbende aan den Heer Hendrik Blaek en thans het eigendom
zijner dochter Henriette Blaek_, te beduiden had. Wat ik geantwoord heb,
weet ik niet, maar ik weet wat het gevolg zal zijn, indien dit stuk
geopend wordt: en de schande, die mij wacht, wil ik niet beleven. God
vergeve mij de misdadige wijze, waarop ik dit leven verlaat: Hij vergeve
mij de slechte tucht, waaronder ik u gehouden heb, en doe u tot inkeer
komen, opdat gij van den verkeerden weg terugtreedt, dien gij tot nog
toe bewandeld hebt, en u spiegelt aan het vreeselijk voorbeeld van
Uw ongelukkigen vader
JACOBUS BLAEK."
"Gij ziet het, Mijne Heeren!" zeide Lodewijk, toen ik ten einde gelezen
had, terwijl hij zijn hoofd in de handen verborg: "ik ben de oorzaak van
mijns vaders dood.--Maar thans vraag ik u om raad, u, die tot nog toe
alleen met het geheim bekend zijt, is er niets aan te doen om zijn
nagedachtenis te sparen.--Wat Henriette betreft, zij zal hebben wat haar
toekomt, en meer dan dat."
"Mijnheer!" antwoordde Van Lintz: "de Heer Reynhove heeft mij de mij
ontnomen papieren teruggebracht: indien het bewuste stuk zich daarbij
bevindt, zal ik het aan uw nicht zenden. Zij alleen kan beslissen, wat
daarmede gedaan moet worden."
Hier werd aan de deur getikt en de Notaris aangediend, met wien wij den
lijder alleen lieten: twee dagen later, gedurende welke ik hem vaak
bezocht had, blies hij den laatsten adem uit. Na het lijk te hebben doen
kisten, nam ik, met dat overschot, en onze Hollandsche vrienden, de
terugreis aan naar Amsterdam.
|