FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   517   518   >>  
Het was te Harlingen, dat ik afscheid nam van den Heer Van Lintz en zijn dochter, die nu voornemens waren hun reis te land voort te zetten. "Nu! mijn vriend!" zeide de eerstgenoemde, terwijl hij mij de hand schudde: "nu zal het toch eindelijk wel voor goed zijn, dat ik u vaarwel zeg. Veel zegen op uw ondernemingen. Ik draag u de belangen mijner nicht Blaek op, want ik verwijt mij half en half, dat ik er niet beter voor gezorgd heb; doch, zoo iemand, zult gij die behartigen: gij hebt er dubbele reden toe." "Ik vrees maar," zeide ik, "dat zij nog te veel tegen mij zal ingenomen zijn, om mij tot haar zaakwaarnemer te benoemen." "Heb ik u niet van het tegendeel verzekerd?" zeide Amelia, langzaam het hoofd schuddende en op een toon van weemoedig verwijt: "ga tot haar, en vrees niet, haar de geheele, onbewimpelde waarheid te verhalen; zij zal u geloven;--wees daar overtuigd van: en wanneer gij haar ziet, stel haar dan uit naam van haar nicht dit aandenken ter hand, en verzoek haar, het uit liefde voor mij te willen dragen." Dit zeggende, reikte zij mij een halsband toe, dien zij gedurende haar verblijf op Ter-Schelling van haar eigen schoone haren gevlochten had, en aan welks uiteinde zij uiteinde zij een effen gouden kruisje had vastgemaakt. "En zult gij mij geen aandenken laten?" vroeg ik, terwijl ik haar met hartelijkheid de hand drukte. "Thans niet: ik zal u wellicht er een zenden, wanneer wij op de plaats onzer bestemming zullen zijn:--en dan wacht ik er een van u--en van uwe vrouw." Met deze woorden beantwoordde zij mijn handdruk, sloeg zich den sluier over 't gelaat en stapte haastig in den wagen, die haar wachtte. Haar vader nam plaats nevens haar: de zweep des voermans klapte en het rijtuig voerde beiden uit mijn gezicht. Ik heb hen nimmer teruggezien. Achttien uren later was ik te huis, in de armen mijner moeder. Ik zal niet beproeven de gewaarwordingen te beschrijven, welke ons allen bij dit wederzien bezielden. Den volgenden dag kwam Reynhove mij afhalen, om naar Mejuffrouw Blaek te gaan, die naar zijn zeggen, verlangd had, ons beiden te spreken. Wij vonden haar alleen, in een voegzaam rouwgewaad, bevallig als altijd, maar bleek, afgemat en diep bedroefd. Zij bloosde even, toen zij mij wederzag, maar herstelde zich terstond, bood ons stoelen aan en zette zich over ons. "Gij beiden, mijne Heeren!" ving zij aan, "zijt getuigen geweest van het overlijden van mijn rampzaligen Neef...? "Ja Mej
PREV.   NEXT  
|<   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   517   518   >>  



Top keywords:

beiden

 

mijner

 
verwijt
 

plaats

 

aandenken

 

wanneer

 

uiteinde

 

terwijl

 

voermans

 

klapte


geweest

 
getuigen
 
wachtte
 

nevens

 
rijtuig
 
nimmer
 

teruggezien

 

Achttien

 

gezicht

 

Heeren


voerde

 

overlijden

 

woorden

 

beantwoordde

 

handdruk

 

zullen

 

gelaat

 

stapte

 

haastig

 
rampzaligen

sluier

 

bestemming

 
zeggen
 

verlangd

 

spreken

 
bloosde
 

afhalen

 
zenden
 

Mejuffrouw

 
vonden

altijd

 

voegzaam

 

rouwgewaad

 
alleen
 

bedroefd

 

afgemat

 
wederzag
 

herstelde

 

beschrijven

 
gewaarwordingen