ergerlijke tooneelen
zoude aanleiding geven; temeer, toen ik den glimlach bespeurde, die op
zijn lippen zweefde.
"Ik heb de eer het gezelschap nederig te groeten, zeide hij, een
spottenden blik op Van Lintz werpende; maar de uitdrukking van zijn
gelaat veranderde en zijn kleur verschoot, toen hij mij herkende.
"Ga zitten, Mijnheer Blaek!" zeide Holmfeld: "waarlijk, wij waren er
verre af, van ons op uw bezoek te verwachten: dat is hupsch van u."
"En waarom niet?" zeide hij, zijn onbeschroomdheid terugvindende, en
plaatste zich meteen op den hem aangeboden stoel naast Amelia, die den
haren verschoof: "ik ben immers een liefhebber van op het water rond te
zwalken. Maar laat ik niemand storen. Houdt uw gemak, Mijne Heeren! Ik
hou, zooals ik zeide, veel van een speelreisje; en bovendien, ik
wenschte Mijnheer (zich tot Van Lintz wendende) te bedanken voor de eer,
die hij mijn jacht heeft aangedaan, door het tot zijn overtocht te
gebruiken. En de Heer Huyck ook hier! maar dat verwondert mij minder:
men ziet den rook, waar het vuur is:--en als men zulke trekpleisters
heeft...." hier zag hij, schamper lachende, naar Amelia.
"Mijnheer!" zeide Van Lintz, met nadruk: "ik ben hier slechts passagier
aan boord, en de Kapitein kan toelaten wie hij verkiest; maar ik moet u
zeggen, nu het mij blijkt, dat gij bewust waart van onze
tegenwoordigheid alhier, dat uw ongewenscht bezoek de maat vult van al
uw onbescheidenheden te mijwaarts."
"Kom Heer Graaf! of welken naam UEd. thans verkiest te dragen," zeide
Lodewijk: "UEd. kan het zoo kwaad niet meenen: er is, zoo ik wel
onderricht ben, ook een tijd geweest, dat UEd. ongewenscht aan boord
kwaamt bij dezulken, die u voor St.-Felten wenschten. Daar is Kapitein
Pulver, die weet er een geschiedenis van te vertellen."
"'t Is bij mijn zolen niets anders als ik dacht," zeide Pulver: "ja! ja!
Pulver laat zich geen brik voor een barkas verkoopen, zooals ik zei."
"En gij, Kapitein Holmfeld!" vervolgde Lodewijk tegen den verbaasden
Schipper: "gij moogt ook wel toezien, of uw geeerde passagier zou uw
schip wel eens naar de Baai van Venezuela kunnen sturen."
"Ellendeling!" riep Van Lintz, bleek van woede en zich met moeite
bedwingende: "Wat hebt gij voor? Wat beduidt uw komst, en de taal, die
gij voert?"
"Ik begrijp er niets van," zeide Holmfeld: "uw eigen vader, Mijnheer
Blaek! heeft mij deze lieden aanbevolen en aan boord doen ontvangen."
"Mijn vader is, met verlof gezegd, een oude
|