?" vroeg Heynsz: "acht gij het noodig te roepen
bijeen een Schepensbank om te beslissen een zaak zoo eenvoudig als deze?
Gij ziet immers mijn orders: die zijn duidelijk en peremptoir. Gij kunt
lezen, hoop ik."
"Orders--hm!" zeide Doedes, het hoofd schuddende en het hem aangeboden
bevelschrift afwijzende: "hier niet geldig--Amsterdamsche Hoofd-Officier
te huis regeeren--hier niet den baas spelen."
"Maar ziet gij dan niet, dat het is een bevel van de Staten," hernam
Heynsz onverduldig.
"Hm!--jawel--maar dit een exceptioneel geval--voorrecht--hm!
Terschelling een vrijplaats--apprehensie zonder jurisdictie--Schepenen
beslissen."
Heynsz bleef met open mond staan, een oogenblik buiten staat tot
spreken, zoo verbaasd was hij, dat een gerechtelijk ambtenaar een bevel
dorst weerstaan, waar zelfs de Amsterdamsche Regeering aan had
toegegeven. Terwijl hij, zijn gewone gevatheid en tegenwoordigheid van
geest voor een wijl verliezende, scheen te overpeinzen, hoe hij best den
koppigen Drost tot toegeeflijkheid zoude brengen en van zijn ongelijk
overtuigen, wendde hij, 't zij toevallig, 't zij uit vrees van hem uit
het oog te verliezen, den blik naar Van Lintz: en de angst, dat deze het
zonderling beweren van den Terschellingschen overheidspersoon gehoord
zou hebben en daarvan partij trekken, deed hem het zweet op het
aangezicht stijgen; terwijl zijn gelaat een zoo kluchtige uitdrukking
aannam, dat ik, in weerwil van mijzelf niet kon nalaten te glimlachen.
Ook Van Lintz glimlachte: want, schoon op een afstand gezeten, had hij
de woorden van den Drost zeer goed verstaan: hij was geen man om die
onopgemerkt of ongebruikt voor bij te laten glippen. Hij rees op en naar
de beide rechtsbeambten toetredende: "mij dunkt, vriend Heynsz!" zeide
hij: "dat gij u een weinig vergaloppeerd hebt, althans naar het oordeel
van dezen Heer."
"Niet in het minste," zeide Heynsz, zijn spijt vruchteloos zoekende te
bedwingen: "ik heb mijn orders om u te apprehendeeren waar ik u
vinde,--orders, geemaneerd van onze Heeren Staten--en het is maar een
plaisanterie dat die Heer zich zou opposeeren daartegen:--of behoort
Terschelling niet langer aan de Heeren Staten van Holland en
West-Friesland? _par exemple!_"
"Ongetwijfeld!" antwoordde Van Lintz: "sedert het door Karel, Hertog van
Aarschot aan H.H.M.M. is verkocht en overgedragen; maar die koop kan hun
geen recht geven de priveleges te vernietigen, welke dit eiland bevorens
van zijn wettige Heere
|