FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   477   478   479   480   481   482   483   484   485   486   487   488   489   490   491   492   493   494   495   496   497   498   499   500   501  
502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   517   518   >>  
uitgang naar den duinkant opende. Hij zag mij een wijl als sprakeloos aan, en toen, zich bezinnende, knikte hij, dat hij mij begreep. "Wat is er?" vroeg Helding, opstaande en hem verbaasd aanziende. "Onderzoek het niet," antwoordde ik: "hij is hier in gevaar: ik zal u de opheldering later geven. Spreken wij thans over de schikkingen, die er in deze treurige omstandigheden te maken zijn." Hiertoe werd ons echter weinig tijds gegund: wij hadden slechts even het punt der begrafenis aangeroerd, toen de vrouw van Reynszen weder aankwam. "Die vreemde Heer," zeide zij, zich tot mij wendende, "heeft mij gezeid, hij wilde u nog gaarne eens spreken, aleer hij naar boord keerde." "Welke Heer? Wien bedoelt gij?" vroeg ik, eenigszins verwonderd. "Hij zeit dat hij....--ja... wie kan al die vreemde namen onthouen...? Blaek hiet hij, 'eloof ik." "Blaek!" herhaalde Sander, plotseling opspringende met een uitdrukking van hevige drift. "Bedwing u," zeide ik, voor een uitbersting bevreesd: "denk aan de gevolgen! Wees bedaard." "Blaek!" zeide Helding: "Wie? Lodewijk Blaek? Komt hij hier, om den ouden man te tergen, wiens kind hij bedorven, wiens grijze haren hij met schande bedekt heeft?--Hou mij niet tegen, Mijnheer Huyck! Ik wil hem spreken!--Gij zult het een vader niet beletten, den moordenaar zijner dochter op te zoeken." Ik zag het oogenblik, dat beiden zich naar het voorhuis zouden begeven, en daar ik beiden niet kon tegenhouden, achtte ik het raadzaam den onstuimigen Sander, wiens drift ik het meest vreesde, bij den arm te nemen en den doortocht te beletten. Helding was mij intusschen ontsnapt; maar nauwelijks was hij met vrouw Reynszen de deur uit, of ik volgde hen, stootte Sander naar binnen, sloeg de deur dicht en schoof er den grendel op, waarna ik mij in de herberg spoedde. Hier was men gedurende mijn afwezigheid tot een besluit gekomen, in den zin als door Reynszen was voorgesteld, en had men rondgezonden om de Schepenen bij elkander te roepen. Lodewijk, die tot dien tijd getoefd had, om te zien of hij kon te weten komen, wat de raadselachtige uitdrukking van Van Lintz bedoelde, had eindelijk, bemerkende, dat het nog lang kon duren, eer deze vervoerd werd, besloten naar boord te keeren; doch mij eerst willende spreken, stond hij alsnu mij midden in de herberg af te wachten, toen Helding, wien ik op den voet volgde, eensklaps voor zijn oogen stond. "Helding!" riep hij verbaasd: "hoe drommel komt gij hi
PREV.   NEXT  
|<   477   478   479   480   481   482   483   484   485   486   487   488   489   490   491   492   493   494   495   496   497   498   499   500   501  
502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   517   518   >>  



Top keywords:

Helding

 

spreken

 
Sander
 

Reynszen

 

uitdrukking

 

vreemde

 

Lodewijk

 

beletten

 

herberg

 

volgde


verbaasd

 
beiden
 
drommel
 

dochter

 
zijner
 
vreesde
 

tegenhouden

 

onstuimigen

 

binnen

 

moordenaar


achtte

 

stootte

 

begeven

 

ontsnapt

 

zouden

 

intusschen

 

voorhuis

 

zoeken

 

nauwelijks

 
oogenblik

raadzaam

 

doortocht

 
afwezigheid
 

eindelijk

 

bemerkende

 
bedoelde
 

raadselachtige

 
willende
 

wachten

 
midden

vervoerd

 

besloten

 

keeren

 
besluit
 

gekomen

 

gedurende

 
grendel
 

waarna

 

spoedde

 
voorgesteld