gekomen was, als door ettelijke vaartuigen, die, de ree van 't
Vlie verlaten hebbende, noordwaarts opstevenden; maar niet weinig was ik
teleurgesteld, toen ik bemerkte, dat ook de _Kjoebenhavn_ het anker
gelicht had en met uitgespannen zeilen het zeegat uitstevende. Kapitein
Holmfeld had zeker niet langer durven vertoeven, en nam ook de laatste
hoop van Sander met zich mede.
Welhaast had ik het duin bereikt, waarop zich de vuurbaak verhief: een
eenvoudige, van ruwe balken saamgestelde toestel, en welken men beklom
langs een op verscheidene plaatsen van sporten ontbloote ladder. Ik zag
om mij heen, of ik Sander ook ergens gewaarwerd; maar hij kwam niet
opdagen. Langen tijd wandelde ik op en neder; eindelijk werd ik
ongeduldig: ik begon te vermoeden, dat ook hij het Deensche schip had
zien wegzeilen, en, geen trek hebbende, den morgen hier door te brengen,
besloot ik, weder naar het dorp te keeren.
Ik had ongeveer de helft van den terugtocht afgelegd, toen het mij
voorkwam, dat ik in de nabijheid een geluid hoorde als van iemand, die
angstig steunde. Ik zag rond en ontdekte, in een laagte tusschen de
duinen, een voorwerp, dat mij, voor zooveel de struiken mij toelieten te
zien, een menschelijk lichaam toescheen. Ik snelde derwaarts heen, en
nog na zoovele jaren gaat er een huivering door mijn leden, bij de
gedachte aan het schouwspel, dat zich aan mijn oogen voordeed.
Op het naakte zand lagen twee lichamen uitgestrekt: het eene was dat van
Sander: hij lag op den rug: de doodskleur was op zijn gelaat verspreid,
en zijn bloed, dat tappelings uit een aan 't hoofd bekomen wond vloeide,
vormde een rooden plas op den barren grond. Dwars over hem heen lag
Lodewijk Blaek, met het aangezicht in het zand en een pistool naast hem
op den grond.
Met een kreet van ontzetting trad ik nader en keerde het lichaam van
dezen laatste om. Zijn hemd en vest waren stijf van bloed, en zijn
trekken als die eens dooden; maar een pijnlijke zucht, die hem bij deze
beweging ontsnapte, kondigde mij aan, dat het leven hem nog niet
verlaten had en redding misschien mogelijk was. Ik rukte hem het hemd
open, zag dat hij een diepe wond in de borst had en hield er mijn
zakdoek voor, om de bloedvloeiing zoo mogelijk te stelpen. Wat Sander
betrof, hij was reeds koud en had blijkbaar den adem uitgeblazen. Het
bebloede mes, waarmede hij zijne weerpartij; waarschijnlijk verwond had,
was aan zijn hand ontvallen.
Onwetend wat te doen, den gewonde niet w
|