FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   495   496   497   498   499   500   501   502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   517   518   >>  
euwde Pulver. "Hij wil met geen leugen de eeuwigheid ingaan," zeide Helding. "De Heer Van Lintz is al gewaarschuwd," riep Heynsz. "Mijne Heeren!" zeide ik, opstaande: "wij kunnen wel allen te gelijk zingen, maar niet te gelijk spreken; mag ik vragen, wat er is voorgevallen, of welke tijding gij brengt?" "Stil! stil!" zeide Reynszen, tegen de overigen, die opnieuw vooraan drongen: "ziehier het geval. De Heer Blaek heeft een brief van zijn vader ontvangen, die, God vergeve het hem, zichzelven verdaan heeft. Wat het geval recht is, weet ik niet; maar hij heeft verlangd, den geinculpeerde, benevens den Heer Van Lintz en dien Heer" (op Reynhove wijzende) "te spreken. Ik wensch van harte, Mijnheer Huyck! dat het tot uw voordeel zij: doch ik mag u nog met niets vleien. Wees zoo goed mij te volgen." Er was geen bevel, waaraan ik met meer bereidwilligheid voldoen kon: ik kleedde mij, en eenige oogenblikken later waren wij allen aan het huis van Doedes, die ons aan de voordeur ontving. "Hoe is het met den lijder?" vroeg hem Reynszen. "Hm!" antwoordde hij: "slechte _symptomata_--brief gelezen--flauwten gehad--gisteren nog druk en woelig--met alles ontevreden--harde bedden--slechte bediening--rijkeluisklachten,--en nu--stil--gedwee--mak als een lam--geen koorts--erger--zwakte--vriendelijkheid--mis--slecht afloopen." Wij volgden den Drost naar het vertrek van den zieke, alwaar zich de Heer Van Lintz en zijn dochter reeds bevonden, die bij onze komst oprezen en mij zwijgend de hand kwamen drukken. Na een stillen wedergroet, wendde ik de oogen naar de bedstede des gewonden, en ik kon niet nalaten, ondanks de redenen van wrevel, die ik tegen hem voedde, een diep medelijden te gevoelen met den toestand, waarin ik hem terugvond. Dat kort te voren nog zoo forsch en moedig gelaat was geheel ingevallen. Door het strakke vel schenen de beenderen heen, een akelige bleekheid was over het geheele wezen verspreid en de in hun kassen weggezonken oogen van allen glans beroofd. Hij lag achterover, en zoo onbeweeglijk, dat ik hem in het eerste oogenblik voor dood hield: hij scheen echter mijn nadering te bespeuren, draaide het hoofd even naar mij toe en herkende mij: een licht rood bedekte even zijn gelaat: hij wendde het hoofd nog verder om, totdat hij Doedes in 't oog kreeg, en vroeg, met een flauwe stem, of de Notaris nog niet gekomen was. "Notaris naar Midland"--antwoordde Doedes: "boodschap gestuurd--komen als hij terug is."
PREV.   NEXT  
|<   495   496   497   498   499   500   501   502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   517   518   >>  



Top keywords:
Doedes
 
Reynszen
 
antwoordde
 

wendde

 
slechte
 

gelaat

 
Notaris
 
spreken
 

gelijk

 

redenen


gewonden

 
nalaten
 

wrevel

 

voedde

 

waarin

 
terugvond
 

gevoelen

 

toestand

 

medelijden

 

ondanks


kwamen

 

alwaar

 

dochter

 

vertrek

 

slecht

 

afloopen

 

volgden

 

bevonden

 
drukken
 
stillen

wedergroet

 
zwijgend
 

oprezen

 

bedstede

 

nadering

 

bespeuren

 

draaide

 

echter

 

scheen

 

oogenblik


gestuurd

 
herkende
 

flauwe

 

totdat

 

Midland

 
boodschap
 
bedekte
 

verder

 

eerste

 
onbeweeglijk