e. Ik zal hier geen beschrijving geven van de treurige nachten en
vervelende dagen, welke ik sleet, zonder dat zich eenige verandering in
mijn toestand of eenig uitzicht voor de toekomst opdeed. De eenige
verstrooiing, welke ik had, bestond in de bezoeken van Heynsz, die mij
tijdingen bracht van hetgeen er voorviel en van den toestand van
Lodewijk. De wond van dezen scheen minder gevaarlijk dan men in den
aanvang gedacht had; maar de gestadige koortsen, welke hem teisterden,
hadden hem zeer verzwakt. Men vleide zich echter, dat zijn jeugd en
sterk gestel de kwaal zouden te boven komen. Ten opzichte van het
gepleegde feit bleef hij echter dezelfde depositie staven; zoodat mijn
zaak nog geen betere wending scheen te nemen.
Het was op den zesden ochtend na mijn gevangenneming, dat, terwijl ik
mijmerend voor mijn tafel zat en aan de mijnen dacht, ik de grendelen
van mijn kerkerdeur hoorde openschuiven. Ik rees op, eenigszins
verwonderd; want dit was het uur niet, waarop ik eenig bezoek
verwachtende was: de deur ging open: iemand trad met drift binnen: en ik
deed van verbazing een stap terug op het zien van Reynhove.
"Reynhove!" riep ik: "u was ik wel het minst te verwachten.
En ik had niet verwacht, ooit Terschelling te zullen zien," antwoordde
hij: "en voorwaar niet om zulk een reden.--Arme vriend! Gij zijt mager
en bleek geworden: dit logies deugt u mets.
"En mijn ouders!... weet gij iets van hen?... Vanwaar komt gij?" vroeg
ik, in gespannen verwachting.
"Allen wel:--een half uur geleden hier gearriveerd--rechtstreeks van
Amsterdam--en met commissien van allerlei _genre_--rechts en links."
"Gij komt van Amsterdam?--Hebt gij mijn vader gezien?--Weet hij, weet
mijne goede moeder?..."
"Stil.... Een oogenblik! Gun mij den tijd adem te halen, zeide Reynhove,
zich nederzettende en zijn paruik in orde schikkende: "_ma foi_,"
vervolgde hij, rondziende: "gij zijt hier niet te best gelogeerd:
--nu--dat is te begrijpen.--Uw vader is wel, ik ben bij hem geweest: hij
poogt zich goed te houden en voor uw moeder te verbergen wat hier is
gepasseerd; maar het goede mensch is toch in doodelijke _inquietude_,
want zij merkt wel, dat er iets gaande is.--_Enfin_, het is een mal
geval: en ik wilde wel om duizend kronen, dat gij hier nooit
heengetrokken waart."
"Mijn arme ouders!... en zij houden mij toch niet voor schuldig,
Reynhove?"
"Gij vergeet wat ik u zeide, dat niemand iets van de ware toedracht der
zaak _soupconneert
|