lt mij toch niet ter pijnbank brengen op deze bloote
presumtie;--want, Mijne Heeren! de getuigenis van den gekwetste is
_extra judicium_ gegeven en kan in dit oogenblik niet tegen mij worden
aangevoerd; hij moet zich bedrogen hebben, en niet geweten, wat hij
zeide. Hij zal, zoo hij geneest, hetgeen God geve, zijn verklaring
herroepen, daar is geen twijfel aan."
"De geinculpeerde heeft gelijk," zeide de Voorzitter: "en bovendien,
Heer Drost! wij weten nog niet, waar gij hem van beschuldigt, van moord
of van bloote verwonding.--Wij zullen daarom de zaak voor alsnog
suspendeeren en bevel geven, den geinculpeerde te incarcereeren, tot hij
nader gemandeerd wordt. Ook de getuigen moeten zoo lang hier blijven,
tot zij nader gehoord kunnen worden."
Met deze woorden werd de zitting opgeheven, en ik naar de gevangenis
gebracht. Dergelijke lokalen zijn zelden zeer geriefelijk en de
Terschellingsche kerker maakte geen uitzondering op den algemeenen
regel: het was een klein en vochtig vertrek, met naakte wanden, en dat
tot eenig ameublement een tafel had, waar slechts drie pooten meer van
in wezen waren, een stoel met gebroken zitting en een houten brits, die
alle blijken droeg van veeljarigen dienst.
Alleengelaten zijnde, ging ik zitten en zocht mijn denkbeelden bijeen te
zamelen; want de doorgestane ontroering, schrik en angst hadden mij in
een staat van verwarring gebracht, waarin mij al hetgeen mij was
overkomen als een bange vreeselijke droom toescheen; maar het duurde een
geruime poos, eer ik tot recht besef van mijn toestand geraakte.
Eindelijk echter gelukte het mij te bedaren: en nu stond de
verschrikkelijke waarheid mij in al haar naaktheid voor de oogen. Ja! ik
was het zelf, ik, Ferdinand Huyck, de zoon van den Hoofdschout, op wien
het gewicht eener kapitale beschuldiging rustte: tegen wien zich zulke
ontzettende verdenkingen verhieven: en, had ik in den aanvang de zaak
licht geteld en vertrouwd op het bewustzijn mijner onschuld, ik zag nu
in, dat er krachtige gronden zouden moeten bijgebracht worden om de
tegen mij aangevoerde bewijzen te ontzenuwen. En dan dacht ik aan mijn
ouders: aan mijn brave moeder, wier zwak gestel de tijding niet zou
weerstaan, dat haar zoon van zulk een misdaad verdacht werd gehouden:
aan mijn vader, die zijn leed met het Stoicisme, dat hem kenmerkte,
verkroppen, maar later des te meer bezuren zoude: en dan, de kwellende
gedachte, dat ik hen zelfs niet van mijn onschuld overtuigen kon!--dat
|