FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   464   465   466   467   468   469   470   471   472   473   474   475   476   477   478   479   480   481   482   483   484   485   486   487   488  
489   490   491   492   493   494   495   496   497   498   499   500   501   502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   >>   >|  
g, die de zeevaart verstaat; want tusschen ons gezegd: mijn reis staat met de zeevaart in betrekking ... ik ben in mijn leven verder dan op moeders bont boezelaar geweest:--en zoo die Sander Gerritsz...." "UEd. heeft zijn naam goed onthouden," zeide Pulver, wiens vermoedens weder bovenkwamen en versterkt werden door de zeemansuitdrukking, welke Van Lintz gebezigd had: "en ik wil mijn leven op een vermolmde ra doorbrengen, zoo het heden de eerste reis is, dat UEd. dien heeft hooren noemen. Nu!--dat daargelaten: Harmen Pulver is ook niet mal: en ik weet wat ik denk, zooals de vent in 't dolhuis tegen den oppasser zei." Van Lintz wilde antwoorden, en ik zag het oogenblik komen, waarin een verklaring onvermijdelijk werd, toen wij opeens een groote drukte aan boord vernamen, en een geluid als van een vaartuig, dat het onze langs zeilde; terwijl het over en weer roepen en praten ons gissen deed, dat er iemand aan boord gekomen was. "Ik hoor vreemd volk, Kapitein Holmfeld!" zeide ik: "pas maar op: men zou uw boeier prijsmaken eer gij er op verdacht waart." "'t Zal misschien die Don Manoel wezen, daar de Schipper zooeven van vertelde," zeide Holmfeld, lachende, terwijl hij opstond. "Neen: daar wil ik mijn kop wel op verbeuren van neen," zeide Pulver: "ofschoon, een kennis van hem, dat ware mogelijk:" en hij zag Van Lintz wantrouwend van ter zijde aan, terwijl Holmfeld de kajuit verliet om te gaan zien, wat het wezen kon. "Het is, zoo waar ik leve, het jacht van den Heer Blaek, dat van ons afgaat;" zeide Van Lintz, uit het raam ziende: "wat kan dat beduiden?" Nog had hij niet uitgesproken, toen de deur openging. Kapitein Holmfeld trad binnen, deed een stap zijwaarts en liet iemand door, wiens bijzijn wij er verre af waren te verwachten of te wenschen--Lodewijk Blaek. * * * * * ZES-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK. WAARIN ZICH HET OUDE SPREEKWOORD BEVESTIGD VINDT, DAT MEN GEEN HEI MOET ROEPEN, EER MEN OVER DEN DAM IS. De aankomst van dezen onwelkomen gast bracht geen geringe ontsteltenis teweeg bij de personen, die zich in de kajuit bevonden Amelia werd doodsbleek, haar knieen knikten en zij hield zich aan den rug van haar stoel met beide handen vast om niet te vallen. Haar vader stond verrast en wierp op Lodewijk een blik vol toorn en verontwaardiging: en ik zag met bezorgdheid de toekomst te gemoet, overtuigd, dat de verschijning van dezen laatsten niets goeds voorspelde, en tot
PREV.   NEXT  
|<   464   465   466   467   468   469   470   471   472   473   474   475   476   477   478   479   480   481   482   483   484   485   486   487   488  
489   490   491   492   493   494   495   496   497   498   499   500   501   502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   >>   >|  



Top keywords:

Holmfeld

 

terwijl

 
Pulver
 

zeevaart

 

kajuit

 

Lodewijk

 

Kapitein

 

iemand

 

verwachten

 

DERTIGSTE


WAARIN

 
HOOFDSTUK
 
wenschen
 

binnen

 
afgaat
 
ziende
 

beduiden

 

uitgesproken

 

zijwaarts

 

bijzijn


openging

 

verliet

 

vallen

 

verrast

 

handen

 

laatsten

 

voorspelde

 

verschijning

 

overtuigd

 
verontwaardiging

bezorgdheid

 

toekomst

 
gemoet
 

knikten

 

knieen

 
ROEPEN
 

BEVESTIGD

 
wantrouwend
 

aankomst

 
personen

bevonden

 

Amelia

 

doodsbleek

 
teweeg
 

ontsteltenis

 

onwelkomen

 
bracht
 

geringe

 

SPREEKWOORD

 
noemen