FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   467   468   469   470   471   472   473   474   475   476   477   478   479   480   481   482   483   484   485   486   487   488   489   490   491  
492   493   494   495   496   497   498   499   500   501   502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   >>   >|  
ap vind." "Dat is te veel!" riep ik uit: "zoodra wij aan wal zijn...." "Gij hebt gehoord, wat ik gezegd heb," zeide Holmfeld, terwijl hij Lodewijk in den kraag vatte: "nog een woord en ik smijt u in den kelder." "Een oogenblik!" zeide Van Lintz, die inmiddels zich geweld had aangedaan om bedaard te blijven: "indien hier iemand beleedigd is, zoo ben ik het. Ik had wellicht, uit aanmerking van den dienst, welken mij des jonkmans vader gedaan heeft, zijn onbezonnen uitvallen kunnen verschoonen; maar het is de eer mijner dochter, welke hij aanrandt, en bij den Hemel! hij zal niet naar Amsterdam terugkeeren om daar haar goeden naam door zijn schandelijke lastertaal te bezwalken. Welke wapenen verkiest gij, Mijnheer Blaek? Aller oogen waren op Lodewijk gevestigd; hij sloeg even de zijne neder onder den ontzagwekkenden blik van Van Lintz; maar zijn gelaat bleef dezelfde spotachtige uitdrukking behouden, welke het van zijn binnentreden af niet verlaten had. "O ho!" zeide hij: "begint Mijnheer eindelijk te begrijpen, dat er een fatsoenlijker wijze is om tusschen cavaliers een twist te beslechten dan met de vuist, gelijk gemeene kruiers?--Wat zal ik u antwoorden? De wapens zijn mij vrij onverschillig; maar liefst vecht ik op den vasten wal; ik heb nooit het ambacht van zeeroover uitgeoefend: en schoon ik redelijk vast sta op de planken van mijn jacht, ben ik nooit gewend geweest--zooals andere lieden--het rapier of de pistool aan boord te bezigen!" "Het zij zoo!" zeide Van Lintz: "wij zijn in 't gezicht van Terschelling, en daar zal zich wel een eenzaam plekje bevinden waar wij onze zaak kunnen afdoen. Gij zult er zeker niet tegen hebben, dat de Heer Huyck en Kapitein Pulver ons tot getuigen strekken." "Ik zie niet, dat wij getuigen noodig hebben," zeide Lodewijk; "maar, wat mij betreft, ik heb er niets tegen.--Hoewel de duinkant eenzaam zij, is het verkieslijk, zoomin geruchts mogelijk te maken: en alzoo stel ik voor, den degen te gebruiken." Van Lintz boog het hoofd ten teeken van goedkeuring. De Kapiteins en ik zagen elkander met verwonderde blikken aan; want de keus van Lodewijk scheen ons vreemd en gewaagd toe: immers, al had hij ook den naam van een geoefend schermer te zijn, hij kon, op 't oog af, niet gerekend worden zijn forsch gespierden weerpartijder in kracht of behendigheid te evenaren: en een gevecht met pistolen, had, naar onze meening, meer gelijkheid tusschen partijen gevormd. Er viel echter nie
PREV.   NEXT  
|<   467   468   469   470   471   472   473   474   475   476   477   478   479   480   481   482   483   484   485   486   487   488   489   490   491  
492   493   494   495   496   497   498   499   500   501   502   503   504   505   506   507   508   509   510   511   512   513   514   515   516   >>   >|  



Top keywords:

Lodewijk

 

kunnen

 
tusschen
 

eenzaam

 

getuigen

 

hebben

 

Mijnheer

 

Pulver

 

kracht

 

Kapitein


gevecht

 
pistolen
 
meening
 

gezicht

 
Terschelling
 
plekje
 

bevinden

 

evenaren

 

afdoen

 

behendigheid


planken

 

redelijk

 

zeeroover

 

uitgeoefend

 

schoon

 

gewend

 

geweest

 

gelijkheid

 

weerpartijder

 
bezigen

pistool

 

rapier

 
zooals
 

partijen

 

andere

 
lieden
 

echter

 
Kapiteins
 

goedkeuring

 
elkander

verwonderde

 

teeken

 

ambacht

 
schermer
 

blikken

 

immers

 
vreemd
 

gewaagd

 

geoefend

 
scheen