t als een
boeren-edelman voort te leven; maar het was anders door het lot beslist.
Mijn moeder, die tot de heerschende Kerk behoorde, had in 's-Hage en
elders vele en aanzienlijke bloedverwanten: en dezen, een meer dan
gewonen aanleg in mij meenende te bespeuren, beduidden haar, aan mijn
opvoeding een meerdere zorg ten koste te doen leggen, dan mijn broeders
ten deel viel; terwijl zij met elkanderen de daartoe vereischte uitgaven
op zich namen. Ofschoon ik door mijn vorderingen aan hun verwachting
vrij wel beantwoordde, en een kennis van zaken en personen verkreeg,
welke mij in mijn volgende loopbaan wel te stade kwam, had ik echter
geen trek, om, gelijk zij verlangden, een geleerde te worden. Ik helde
meer tot den zeedienst over, waartoe ik--'t geen zeker vreemd genoeg
scheen in iemand, die als ik, in een landprovincie geboren was--een
bijzondere neiging gevoelde, welke nog versterkt was geworden door de
tochtjes, die ik jaarlijks, staande mijn verblijf bij mijn oom te Murel,
op de Noordzee deed en waarvan ik u zooeven het een en ander verhaalde.
Deze, mijn oom Van Murel was de eenige, die mijn neiging billijkte.
Tegen den zin mijner overige bloedverwanten, die het belachelijk vonden,
dat ik een loopbaan in zou treden, waar ik het, uithoofde mijner
kerkleer, nooit, ver in kon brengen, werd ik, door zijne bemoeiingen als
adelborst aangesteld: en na een paar jaren dienst zag ik mij, 't zij
door toedoen mijner beschermers, 't zij omdat ik het werkelijk wel
maakte, tot Luitenant bevorderd. Dit was nu zeer goed en wel; maar nu
was ik ook tot dien rang gestegen, waar de slagboom neerviel: en
kleingeestige staatsinstellingen moesten mij beletten, hier te lande
ooit hooger op te klimmen.
Ik leerde ondertusschen, te Amsterdam zijnde, de dochters van den op
pensioen gestelden Kapitein Reefzeil kennen. Ik werd verliefd op de
jongste, en zag mij weldra gelukkig door haar wedermin. Het verschil van
Godsdienst was echter een hinderpaal, waartegen mijn ouders minder
zouden hebben opgezien (daar, gelijk ik zeide, mijn moeder insgelijks de
hervormde leer beleed), doch die voor den ouden streng rechtzinnigen
Reefzeil onoverkomelijk was. Bij de teleurstelling, welke ik hierdoor
ondervond, voegden zich de verdrietelijkheden, welke mij dagelijks
kwelden, wanneer ik jongere of min bekwame officieren mij over 't hoofd
zag stijgen, alleen omdat zij der heerschende Kerk waren toegedaan. Ik
had dit vroeger, bij 't aanvaarden mijner loopbaan mi
|