voor hem te maken.
Hij was niet ongelijk aan sommige spelers, die, wanneer de fortuin hun
niet gunstig is, raad weten om haar een weinig in de hand te werken en
een zetje vooruit te geven. Zoo had hij b.v. altijd een loodsboot in
zee, die bereid was haar diensten den voorbijvarenden schippers aan te
bieden; doch wee dengenen, die ze aanvaardde, want hij kon zeker zijn,
dat zijn vaartuig op het droge raakte en dat de lading in de bergplaats
van den Heer van Murel overging. Langen tijd was dit middel met een goed
gevolg bekroond geworden; doch ten laatste kregen de schippers het in
den neus en bedankten den Heer van Murel voor zijn loodsen:--en nu moest
er op een andere wijze raadgeschaft. Een zestal kloeke en welgewapende
kerels werd den loods toegevoegd, en wanneer dan een voorbijzeilend
vaartuig aan boord werd geklampt, was het wel genoodzaakt zich aan hun
bedrieglijke leiding over te geven, en den gevorderden tol te betalen."
"Onbegrijpelijk!" riep ik uit: "en werd dit geduld?"
"Ik zoude het niet gelooven, veelmin verhalen," ging Van Lintz voort,
"indien ik het niet had gezien; maar ik heb zelf, ik durf het thans wel
te bekennen, meer dan een dier tochten bijgewoond: ik was toen nog zeer
jong, had geen recht besef van het mijn en dijn, en het kwam niet in mij
op, dat mijn oom iets onbetamelijke of onwettigs zoude gelasten: te meer
daar hij mij dikwijls onderhield over zijn voorvaderen, die, naar hij
beweerde, tot de Noordsche zeekoningen hadden behoord, wier leus was, op
den Oceaan geen vrienden te kennen."
"Dan heeft UEd. toch zoo een beetje aan de zeerooverij gedaan," zeide
Pulver: "en ik was straks niet zoo geheel buiten koers, dat ik u voor
dien anderen aanklampte, die een effectieve zeeroover was."
"En liet het Landsbestuur zulke gruwelijke dingen ongestoord heur gang
gaan?" vroeg Holmfeld met een verbazing, welke ik deelde.
"Wat zal ik u zeggen," hernam van Lintz: "de Heer van Murel was geen
gemakkelijke patroon, en zeker geen kat om zonder handschoenen aan te
vatten. Zijn schuldeischers betaalde hij niet en hij lachte er wat mede,
of zij hem voor de Rechtbanken citeerden. Eens kwam er een gerechtsbode
uit Groningen, met voornemen van beslag op gijn goederen te leggen, zoo
roerend als onroerend; maar nauwelijks was hij het slot genaderd, of de
Heer van Murel liet de brug ophalen en weigerde hem den toegang: toen de
gerechtsbode hierop aandrong, binnengelaten te worden en met luider stem
zijn mandaat be
|