daar zeker
van: en dan kan UEd. hem de kisten zelf aanbevelen. Dat heeft altijd
meer klem, dan dat ik het doe."
Ik omhelsde dit voorstel met genoegen: daar het verblijf op Terschelling
toch niet zoo vermakelijk was, of het kon wel eenige variatie gedoogen;
ik liet mijn mantel door een der matrozen halen, en weinige minuten
waren er verloopen, toen ik, met Pulver en een gedeelte der manschap van
de _Fortuin_, mij in het vaartuig bevond, hetwelk de theekisten naar het
Deensche schip moest overvoeren. In een klein half uur tijds waren wij
de haven uit en op de reede gekomen, en zag ik Kapitein Holmfeld aan de
trap staan, onze komst verbeidende. Niet verre van hem stonden twee in
mantels gewikkelde personen, die insgelijks naar ons uitkeken.
"Het schijnt dat er passagiers aan boord zijn," zeide ik tegen Pulver.
"Dat dunkt mij ook," zeide Pulver: "ja, dat is geen wonder: er trekken
tegenwoordig heel wat lieden dien koers uit. Nu! wij zullen zien."
Weldra lagen wij naast de kof: "alles wel! alles wel" klonk het nu over
en weer. "Hier breng ik je een heele winterprovisie", riep Pulver zijn
confrater toe: "zoo geurig, dat je schip er wel een jaar naar rieken
zal."
"'t Is mij welkom," gaf Kapitein Holmfeld, een stevige vierkante Deen,
hem in goed Hollandsch ten antwoord. "Maar gij komt immers ook aan
boord, met dien Heer, dien gij bij u hebt?"
"Wel gewis!" zeide Pulver, terwijl hij de ladder besteeg: "dat is een
van mijn patroons, dien ik meebreng: hij zal u, hoop ik, ook geen belet
doen."
"In 't minste niet," antwoordde Holmfeld; terwijl twee matrozen van zijn
manschap aan die van ons vaartuig een paar handspaken toestaken, die mij
bij het opstijgen tot een leuning verstrekken moesten.
"Nu blijft gijlieden toch eten?" vervolgde de Kapitein: "ik ga toch niet
voor morgen het zeegat uit. Stuurt uw schuit maar weg, en laat die u
t'avond terug komen halen; of anders, ik zal u wel met de sloep aan wal
laten brengen; want de wind gaat toch liggen: wij krijgen stilte."
"Wat mij betreft," zeide ik, na Pulver even te hebben aangezien: "ik
neem gaarne uw aanbod aan: te liever, daar ik betere gedachten van uw
keuken heb, dan van den Terschellingschen pot."
"Nu! dat is mij lief," hernam Holmfeld: "wel! wel! 't is een macht van
kisten, die gij mij aanbrengt: als ik ze alle maar plaatsen kan:--en
staat gij er voor in, Schipper! dat er geen averij aan is?"
"Gij kunt ze zelf bezien," zeide Pulver: "er is geen drop water
|