htte het ondertusschen mijn plicht,
zoowel den Kapitein van het schip als de Overheden op Terschelling te
waarschuwen van het gesmeede ontwerp, en het deed mij leed, dat ik het
adres van de plaats, waar de booswichten bijeenkwamen, niet had kunnen
verstaan. Ook was ik niet geheel zonder bezorgdheid over de koopwaren,
die in het pakhuis lagen; doch ik vleide mij, dat daar vooreerst geen
aanslag op gedaan zou worden en dat ik in allen gevalle aan Sander een
steun zoude hebben om die goederen, al werden zij gestolen, weder terug
te bekomen. Lang nog hielden de ontroering over het gebeurde en de
overpeinzingen, die daarvan het gevolg waren, mij uit den slaap, totdat
eindelijk de vermoeidheid zegevierde en ik het geluk had in te
sluimeren. Toen ook was mijn slaap zoo vast, dat de zon reeds hoog aan
den hemel stond eer ik ontwaakte. Ik bemerkte dat Pulver reeds was
opgestaan, en waarschijnlijk uit bescheidenheid, het vertrek verlaten
had zonder mij te wekken. Ik kleedde mij spoedig aan en haastte mij naar
het voorhuis, ten einde hem op te zoeken. Ik vond echter noch hem, noch
Reynszen; maar op mijn geroep kwam de vrouw van laatstgemelde
aangeloopen.
"Zoekt Mijnheer mijn man en den Schipper?" antwoordde zij op mijn
vragen: "o heden! die zijn al sedert drie uren aan het pakhuis. Zij
wilden Mijnheer niet wakker maken: Mijnheer sliep zoo gerust."
"Een fraaie reden!" zeide ik, eenigszins ontevreden: "denken zij, dat ik
hier op Terschelling gekomen ben om te slapen?--En hoe staat het met de
zieke?"
"Slapjes!" antwoordde vrouw Reynszen: "het arme schaap zal het niet lang
meer maken: och! 't is stichtelijk om te hooren, zoo onderworpen en
gelaten als zij is; en de ouwe man is dan danig en danig bedroefd, en de
andere ook, zoodat het met geen droge oogen is bij te weunen. Gisteren
gaf de meester nogal hoop, dat het schikken zou; maar hedenmorgen had
hij er ook al geen zinnigheid in."
"Hoe!--is de Dokter ook al reeds hier geweest?" vroeg ik, hoe langer hoe
meer ontevreden op mijzelven, dat ik mij verslapen en op Pulver, dat hij
mij niet gewekt had en de noodzakelijkheid gevoelende, van mij terstond
naar het pakhuis te begeven: ik legde echter vooraf een kort bezoek af
bij de zieke, verzocht aan Helding alles te bestellen, wat hij tot gemak
of lafenis mocht noodig oordeelen: en, Sander ter zijde nemende, gaf ik
dezen te kennen, dat ik hem een oogenblikje afzonderlijk wenschte te
spreken.
"Ik heb gisternacht uw gesprek met And
|