angen van Schipper Holmfeld, die op de ree van 't
Vlie ligt; dat hij die met alle gemak bergen kon en ze meenemen naar
Kopenhagen: een gelegenheid, zoo schoon als men wenschen kon; maar nu
wil die verbruide Strandvonder de waren niet laten volgen dan tegen een
derde van de waarde voor bergloon; terwijl hem volgens alle ordonnantien
en costuymen niet meer dan zes twintigsten kunnen toekomen."
"Zoo hij al eens recht heeft op zooveel," zeide ik: "want er is hier
minder quaestie van geredde, dan wel van geborgen goederen; daar gij met
de equipage bijna alles gedaan hebt.--Intusschen, indien het daarmede
gedaan ware ... het is ons veel waard, ons goed terug te bekomen."
"Dan is er," vervolgde Pulver: "nog een klein bagatelletje bij van
anderhalf percent voor den Strandvonder, en nog een rekening van
onkosten, voor gebruikte schuiten en wagens en gegeven fooien, daar een
mensch de oogen van overloopen."
"Dat is toch wat grof," zeide ik: "want waar vraagt men het eenderde
bergloon voor, indien men nog een extra-rekening maakt voor
onkosten?--Maar kunnen wij, de quaestie over het bedrag daarlatende, de
goederen niet loskrijgen onder borgstelling?"
"Wel ja! zeide Pulver: "reken daarop (zooals de schoolmeester zei, toen
hij den jongen een schellingskoek in plaats van een lei in de hand
stopte). Zij zullen geen goed laten volgen, voor en aleer er een
volkomen afrekening heeft plaats gehad."
"Dat zullen wij dan zien," hernam ik. "Wanneer vertrekt die Deensche
schipper?"
"Zoo ras er goede gelegenheid is: en, gelijk ik het weer aanzie, schiet
de wind al meer en meer uit en zal hij niet lang meer op zijn ligplaats
blijven. Hij heeft mij zelfs bericht, dat, zoo hij eenigszins kon, hij
naar Maklijk-Oud zou opzeilen en dan onze thee in 't voorbijgaan
innemen."
"Voortreffelijk! zorg dan, dat gij in allen gevalle morgenochtend een
vaartuig bespreekt, om de lading in te schepen en over te brengen: ik
zal ondertusschen met den Strandvonder spreken, en zien, wat ik van den
vent gedaan kan krijgen."
Aldus ons plan gemaakt hebbende, zetteden wij onze wandeling nog een
eindweegs voort, over onverschillige zaken pratende, tot wij het
dienstig vonden terug te keeren. Nauwelijks waren wij het dorp weder
binnengetreden of ik zag den gewichtigen man, die de betrekkingen van
Substituut-Drossaard en Geneesheer vereenigde, uit een der huizen voor
den dag komen, en, zoodra hij ons gewaarwerd, zijn koers tot ons
richten.
"Als UEd. die
|