d heb, van
mijn vader en van mijn goeden Sander--en dit vertroost mij.--Ween niet,
Sander! het is zoo beter:--toen ik, op uw verzoek, Harlingen verliet,
was ik nog loszinnig en dacht alleen om het geluk van weer met u te
zijn; maar thans heb ik een beter inzicht verkregen ... ik was niet
waardig, uw vrouw te zijn--en ik moest geen schande brengen in het huis
mijns vaders:--het is voor mij, voor u beiden beter, dat ik sterve."
"Foei! zoo moet gij niet spreken," zeide Helding: "nietwaar Dokter?"
"Wel neen!" antwoordde deze, zijn papieren weder bergende: "niet
sterven--weder gezond worden--niet zooveel praten!--_femina animal
loquax_--te veel vermoeien.--Hm! Zonderling--Sander Gerritsz--dien naam
meer gehoord--hm!--brief van den Drost--zeeroof--inbreken--Jaco--niet
vinden--thuis liggen--hm!" Deze laatste woorden sprak hij slechts
halfluid en mompelend uit, zoodat zij door de meesten, die te veel met
Klaartje bezig waren om op hem te letten, niet of slechts half verstaan
werden.
"Kom!" zeide ik tegen de zieke: "gij moet u zoo ongerust niet maken,
noch u het ergste voorstellen: tracht wat te slapen; want gij hebt rust
nodig. Wat dunkt U, kapitein! zoo wij die goede lieden eens
alleenlieten. Ons bijzijn is hier toch overbodig."
"Ja, zeide de Dokter: "hier te vol--rust noodig--ik ook weg--veel
drukten--likkepot bereiden--archief nazien--zieken bezoeken--twee
klisteeren--aderlating--twee boeren overhoop liggen--brief aan den Drost
schrijven--Maaike Jansz linkerarm gebroken--heengaan."
Met deze woorden vertrok hij: ik volgde hem met Pulver, en weldra
vervoegde zich ook Sander bij ons, die waarschijnlijk gevoelde, dat de
bescheidenheid hem gebood vader en dochter een wijl alleen te laten. Op
de opene plaats echter, die de twee woningen vaneenscheidde, hield
Pulver hem staande.
"Nu zel je mij toch niet ontkennen," zeide hij: "dat je Sander Gerritsz
bent en dat ik je op het buiten van Mevrouw Van Bempden heb gepraaid."
"Stil wat!" fluisterde ik, bevreesd, dat de Dokter, die juist de herberg
intrad, hem hooren zoude.
"Neen voorwaar niet, mijn goede Schipper!" antwoordde Sander, hem de
hand toestekende: "maar laat het tusschen ons blijven. Ik heb dien naam
sedert lang, en om billijke redenen, laten varen."
"Daar heb je verkeerd aangedaan," hernam Pulver: "men moet zich de vlag
nooit schamen, daar men jaren onder gevaren heeft. Wel man! dat
verhoopte ik niet, toen ik je daar onder die zeeroovers aan twee ankers
vas
|