FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   426   427   428   429   430  
431   432   433   434   435   436   437   438   439   440   441   442   443   444   445   446   447   448   449   450   451   452   453   454   455   >>   >|  
lgde mij, en beiden traden wij de achterdeur uit, den tuin door, waar zich niemand bevond, en het boschpad op. Ik bemerkte, dat mijn tochtgenoot moeite had om voort te wandelen, zoozeer was hij van zijn stuk, en bood hem dienvolgens mijn arm aan, in mijzelven lachende om het zonderlinge spel des noodlots, dat mij tot den geleider maakte van iemand, die aan mijn vurigste wenschen den bodem had willen inslaan. Gaarne had ik hem nadere uitlegging gevraagd van de woorden, die mij het toeval had doen hooren; maar de zaak was van een te teederen aard, dan dat ik die snaar dorst aanroeren, zonder daartoe een voegzame aanleiding te hebben. Ik bemerkte, dat hij van zijn kant iets op het hart had, maar niet wist, hoe het gesprek aan te vangen. Ettelijke reizen opende hij den mond als om mij een vraag te doen: maar de woorden bleven hem in de keel steken. Eindelijk scheen hij moed te vatten: en na een zwaren zucht, bracht hij met een flauwe stem en nedergeslagen oogen het navolgende uit: "Ik kan niet van mijn verwondering terugkomen, dat ik den Heer Huyck, den zoon van den Heer Hoofdofficier ... in betrekking zie met iemand, die ... die...." hier scheen hij naar zijn woorden te zoeken. "Onze verwondering is wederkeerig, Mijnheer!" zeide ik met een glimlach. "O!" zeide hij, mij zijdelings aanziende, alsof hij op mijn gelaat wilde uitvorschen of ik geloof hechtte aan zijne woorden: "met mij is het een geheel ander geval. Ik heb ... hem vroeger gekend ... en zaken met hem uitstaande gehad." "Mijne kennis aan hem is niet van een oude dagteekening," zeide ik: "hij kan echter gerust zijn wat mij betreft: ik zal hem niet verraden ... en ook niet ongevraagd van uw bezoek spreken, indien UEd. dit eenige gerustheid kan verschaffen." "Neen! dat is ook beter," zeide hij, blijkbaar opgeruimd door mijne betuiging: "ik heb deze _demarche_ om bestwil moeten doen.--Ik blijf UEd. intusschen zeer verplicht:--het doet mij recht leed, dat ik mij in de noodzakelijkheid gezien heb ... het vereerend aanzoek van Mijnheer ... af te slaan ... maar ... het geluk mijner nicht ... UEd. gevoelt...." "UEd. zal niet vergen," onderbrak ik hem, "dat ik juist de man zal zijn, die gevoelen moet, dat uw nicht met een ander gelukkiger zal zijn dan met mij." "Geenszins," hervatte hij: "ik bedoelde maar ... ziet UEd ... ik kan mij vooralsnog moeielijk over dit onderwerp uitlaten.--Over een paar jaren, als zij mondig zijn zal, en dan nog vrij is, zal ik
PREV.   NEXT  
|<   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   426   427   428   429   430  
431   432   433   434   435   436   437   438   439   440   441   442   443   444   445   446   447   448   449   450   451   452   453   454   455   >>   >|  



Top keywords:

woorden

 

verwondering

 

Mijnheer

 

iemand

 

scheen

 

bemerkte

 
echter
 

gerust

 
dagteekening
 

indien


bezoek

 
betreft
 
verraden
 
ongevraagd
 

kennis

 
spreken
 

vroeger

 
gelaat
 

uitvorschen

 

zijdelings


aanziende
 

geloof

 

hechtte

 

uitstaande

 

gekend

 

geheel

 

mondig

 

mijner

 
gevoelt
 

vergen


gezien

 

vereerend

 

aanzoek

 

onderwerp

 

onderbrak

 

vooralsnog

 

Geenszins

 

hervatte

 
gelukkiger
 
moeielijk

gevoelen
 

noodzakelijkheid

 
betuiging
 
demarche
 

opgeruimd

 
blijkbaar
 

gerustheid

 

verschaffen

 

bedoelde

 
bestwil