komst van vreemdelingen vooral op zeedorpen pleegt te
verwekken, en nu met de handen in den zak onze ontscheping aangaapte. Ik
zag echter onder den hoop ook enkele meer bejaarde inwoners, en het was
tot een dezer laatsten, dat ik mij wendde om te vernemen, of zij ook
wisten waar Kapitein Pulver te vinden was.
"Wijs deuzen Heeren den weg eens naar Geurt Reynszen," zeide de man
tegen den naastbijstaanden knaap: en deze, na ons nog even te hebben
aangekeken, sloeg zonder overhaasting den gullen zandweg in, die naar
het dorp bracht. Wij volgden onzen wegwijzer, geleid door de gansche
jonge bevolking, die zich om ons heen drong, als had zij in last bekomen
ons op te brengen. Enkelen draafden vooruit om bericht van onze komst te
brengen, en dit had ten gevolge, dat wij weldra Kapitein Pulver in
persoon ons te gemoet zagen komen.
"Wel patroon!" riep de man uit, toen hij mij gewaarwerd: "ben je daar
warempel zelf komen aanwaaien: dat is een leelijke _interval_ met ons
schip!--Het spijt mij danig van de ouwe _Fortuin_: en ze heeft 'er naam
slecht gedragen: 't Is jammer van de kostelijke verf, die er nog aan
gespendeerd is; maar, niemand kan 't helpen, zooals de man zei, toen hij
zijn vrouw van de trappen gegooid had. 't Is dan ook een boos weertje
geweest: een wind, dat geen vier heerenknechts een mand met bruidsuikers
tegen een sluis zouden opgetrokken hebben; en raakt men in dat gindsche
vaarwater maar eenmaal grond, dan is het: zie er van af, en wij mogen
nog onzen Lieven Heer wel danken, dat er niemand bij omgekomen is, als
twee geiten, die verzopen zijn. Ondertusschen, patroon! 't Is mij lief,
je wel te zien."
"En hoe staat het met het schip en de lading?" vroeg ik. "Is er veel
schade."
"O! wat de lading betreft," antwoordde Pulver: "die is grootendeels
geborgen; maar het schip,--kijk er van af, zeg ik:--dat woelt al gedurig
meer in het zand: en ofschoon UEd. het vandaag nog hebt kunnen zien, zal
het morgen wel heelendal naar den kelder zijn."
"Zoo! dan is de lading toch in zekerheid:--dat doet mij genoegen."
"Wel mag het u genoegen doen; maar wat helpt het? zooals de man zei toen
hij klontjes te huis bracht en de koffie al gedronken was. Ik heb,
sedert de boel hier in 't pakhuis (en 't is er een pakhuis naar!) is
opgeslagen, er al zooveel over te zeggen, als een koksmaatje over de
kluifjes, die de kat benaderd heeft. Ik had anders zulk een schoone
gelegenheid om de thee, waar een kapitaal op te winnen is, verd
|