met Helding de herberg, waarin wij onzen intrek genomen hadden, en
vergezelde hem bij den Schout, die zich dadelijk tot medewerking geneigd
betoonde en ons een dienaar medegaf, met last om ons behulpzaam te zijn
in onze nasporing en zoo men zwarigheid maakte, partijen voor hem te
brengen. Minder gunstig echter viel ons bezoek in het wijnhuis uit, waar
wij tot bescheid bekwamen, dat de persoon, die wij zochten, wel sedert
drie weken daar aan huis had verkeerd, doch sedert een paar dagen met
een varensgezel, die een oude bekende scheen, was afgetrokken. Deze
tijding sloeg, gelijk men denken kan, den armen Helding geheel ter
neder; want behalve de teleurstelling in zijn verwachting, was het voor
hem bij den bekrompen staat zijner geldmiddelen, geheel geen aangenaam
vooruitzicht, om, ter verdere nasporing zijner dochter, nieuwe uitgaven
te moeten maken, die wellicht even vruchteloos zouden besteed zijn als
die, waartoe hij reeds was verplicht geweest. Ik gaf echter den moed
niet zoo ras verloren, maar ging voort met de lieden in het wijnhuis te
ondervragen, en gaf hun zelfs te kennen, dat ik nog eenigszins de
echtheid hunner berichten bleef wantrouwen.
"Zoo jou me niet 'elooven wilt," zeide eindelijk de waard, terwijl hij
op een der lieden wees, die in zijn voorhuis onder hun gelag
bijeenzaten: "daar zit Janke Sikkes, die heeft hen zelf met zijn schuit
weg 'ebracht."
Ik zag om en herkende den visschersman, dien ik voor den overtocht had
besproken. Deze, hoorende wat het geval was, rees op en bevestigde de
verklaring van den waard, er bijvoegende, dat hij de jongelui naar
Terschelling had overgebracht.
"Indien dit zoo is, vriend Helding!" zeide ik: "dan behoeft gij den moed
nog niet te laten zakken: en daar het gelukkig toeval wil, dat ik juist
denzelfden weg op moet, dien onze vluchtelingen hebben genomen, zoo kunt
gij de reis kosteloos met mij maken; en tenzij de vluchtelingen het
zeegat uit zijn, kan het niet missen, of wij moeten het verloren schaap
terugvinden."
"Och!" zeide Helding, op een zwaarmoedigen toon: "ik vrees, het zal wel
weer vruchteloos zijn;... maar desniettemin zal ik met dankbaarheid van
UEds. vriendelijk aanbod gebruik maken;... want ik heb juist op zoo een
verre reis niet gerekend, en het zou mij licht aan geld ontbreken om
verder te gaan. Hoever licht dat land wel, daar zij is heengegaan?"
"O!" antwoordde ik, met moeite een glimlach onderdrukkende over de
geographische kennis, welke de man t
|