zij
verplicht is te eeren en te gehoorzamen, ofschoon hij een man Belials
zij, vol van twistzoeking en ongerechtigheid!"
"Ik sloeg haar 't heilig kruis, naardien zij optrock, na."
zeide Suzanna.
"Ja! ik ben ook maar blijde, dat zij weg is," zeide mijn moeder: "want
zij moge dan zoo mooi en verstandig zijn als men wil, ik hou niet van
die vreemde floddermadammen, die zoo geheel anders zijn, als wij gewend
zijn."
Ik kon mij niet weerhouden, te glimlachen over dezen uitval van mijn
anders zoo goede moeder; maar ook zij was niet vrij van het
verschoonbare vooroordeel, hetwelk gemeenlijk door al de zoodanigen, die
aan een ordelijke, afgepaste, alledaagsche sleur gewoon zijn, wordt
opgevat tegen hen, die daarvan met voordacht of onschuldig afwijken. Ik
gevoelde geen trek om als Amelia's verdediger op te treden, daar ik zelf
innerlijk over haar vertrek verheugd was en niet verlangde verder over
haar te praten; en ten andere verhinderde ook de tegenwoordigheid van
Lodewijk, voor wien het onderwerp mede niet aangenaam kon zijn, zoowel
mij als de overige Heeren, iets meer betreffende haar in 't midden te
brengen. Al het gebeurde had echter eenige stilte bij de aanwezigen
teweeggebracht, en maakte dat het feest, wat althans de vroolijkheid
betreft, niet volkomen aan Tantes verwachting beantwoordde: vooral de
Heeren Blaek, vader en zoon, waren afgetrokken van gedachten, en het
kwam mij voor, dat het beiden een verlossing scheen, toen hun rijtuig
werd aangemeld, waar zij dan ook niet vertoefden gebruik van te maken,
maar zich dadelijk verwijderden: terwijl ik kort daarna met den Heer Van
Baalen den terugtocht naar Amsterdam ondernam.
* * * * *
DRIE-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK.
VERMELDENDE, WIE FERDINAND IN DEN BEURTMAN AANTROF, HOE HIJ OP
TERSCHELLING AANKWAM EN WELKE ZONDERLINGE ONTMOETING HIJ ALDAAR HAD.
De volgende morgen werd door mij besteed om van mijn compagnon en een
paar andere, bij de zaak belanghebbende lieden, de laatste instructien
te ontvangen, mijn goed te pakken en daarbij uit mijns vaders boekerij
eenige werken te voegen, handelende over het strandrecht; welker lezing
mij eenigszins in staat zoude kunnen stellen om met meer kennis van
zaken de mij opgedragen taak te volvoeren en tevens eenig tijdverdrijf
aan boord zou bezorgen. Na afscheid genomen te hebben van mijn ouders,
die, ofschoon het noodzakelijke mijner reis inziende, echter (en vooral
mijn moeder) niet
|