zult des Heeren naam niet ijdelyck misbruycken!" mompelde Tante
Letje, het hoofd schuddende.
"En nu, Mijnheer!" zeide Amelia tot mijn vader: "laat mij naar de
gevangenis, naar het spinhuis brengen: gij hebt er de macht toe en ik
ben buiten staat u te weerstaan. Maar ik verklaar het u, ik heb geen
kwaad bedreven; en het zal u eenmaal, als gij later van mijne onschuld
overtuigd zult zijn, in de ziel grieven, dat gij mij hard en
onrechtvaardig behandeld hebt. Ziedaar dan die Nederlanden, die
gewesten, geheel de wereld door als de zetel der Burgervrijheid beroemd.
Men vervolgt, men bespiedt, men vonnist zonder reden een onschuldig
meisje, wier eenige misdaad is, dat zij haar ongelukkigen vader
liefheeft en niet aan zijn vijanden verraden wil."
"Neen Mejuffer!" zeide mijn vader op een zachten toon: "zoo gij
onschuldig zijt, hebt gij ook voor geen straf te schromen. Ik zal u geen
vragen meer doen. Verre zij het van mij, een dochter te willen gebruiken
tot werktuig om haar vader in de handen der Justitie te leveren. Maar
zulke vreemde en geheimzinnige omstandigheden hechten zich aan uw
verblijf alhier, dat ik u niet kan vergunnen, deze stad te verlaten,
alvorens die zijn opgehelderd. Gij kunt zelve uw verblijf kiezen en zult
daar tegen alle u onaangename bezoeken beveiligd worden. Het zal dus van
uw vader zelf afhangen, den duur van dat verblijf te verlengen of te
verkorten."
Op dit oogenblik trad de dienstmaagd binnen en gaf mijn vader een
briefje, hetwelk een onbekende gebracht had, met last om het
onmiddellijk aan Z.-Ed.-Gestr. te overhandigen. Hij las het: zijn gelaat
teekende verwondering; hij zag Amelia oplettend aan en zeide toen op
halfluiden toon:
"Hoe is het mogelijk, dat ik niet vroeger op dat denkbeeld gekomen ben?
Zij is haars vaders evenbeeld. Lees dit briefje, Ferdinand! Misschien
zult gij, na de inzage daarvan, u onbezwaard vinden van te spreken."
Ik las het briefje, dat van den volgenden inhoud was:
"Wel-Edel-Gestrenge Heer: zooeven geeft kleine Simon mij de stellige
verzekering, dat de Heer Van Beveren niemand anders is als de Graaf van
Talavera, dien wij zochten. Te denken, dat die persoon zoolang bij mij
aan huis gewoond heeft, zonder dat ik vermoeden op hem had! Hij moet
echter in 't net loopen; want er zijn overal wakers uitgezet.--Ik
verblijve met diepen eerbied
Uw Ed.-Gestr. Nederige Dienaar
HEYNSZ."
"Ik vermo
|