"
"Dat zal zulk een vaart niet loopen," zeide ik glimlachende: "Tante weet
alles wat haar betreft en is best met haar tevreden."
"Dan heeft zij plan om haar te bekeeren," zeide Suzanna: "anders vat ik
het niet.--Foei! dat gij zoo slecht zijt geworden! Het spijt mij, dat ik
mij om uwentwille heb boos gemaakt op Henriette, die toch wel degelijk
gelijk had, dat zij u schuins aanzag."
"Maar wat heeft zij u dan gezegd?"
"Ik weet haast niet, waarom ik mij de moeite geve van het u over te
vertellen; want zij heeft mij niets gezegd dan hetgeen gij zeker zoogoed
weet als iemand. Ja! ik heb moeite genoeg gehad, om haar de woorden uit
de keel te halen: en toen zij eens sprak, had ik haar wel willen doen
zwijgen. Wel! zij heeft mij verteld, hoe gij bezoeken aflegt bij een
jonge juffer, die bij Heynsz woont, en die gij van uw reis hebt
medegebracht.--(Zij zou het zelve nooit geloofd hebben, indien zij u
niet te Muiden gearmd met die Juffer had zien loopen:) en hoe gij haar
daaromtrent met mooie praatjes gepaaid had:--en hoe Lodewijk van de
trappen gesmeten was en gij zijn knecht belet hadt hem bij te staan--en
nog heel veel, te lang om te vertellen: zoodat ik met een mond vol
tanden ben blijven zitten en de koets heb verlaten, zonder een woord ter
uwer verdediging te hebben kunnen uitbrengen."
"Het is gelijk ik dacht," zeide ik: "nu! de tijd zal mij wel
rechtvaardigen, al ben ik daar thans niet toe in staat."
"Ja! maar intusschen gaat Lodewijk met haar strijken en dan helpt u uwe
rechtvaardiging wat!"
"Dat is ook waar!" zeide ik, nadenkend: "en het is gek genoeg!--Want wat
baat het, of ik haar slechts een gedeeltelijke opheldering geef, en of
ik haar al vertelle, dat die Juffer, waarover zij zich bekommert, haar
eigen nicht is, en zoo weinig een ergerlijk gedrag leidt, dat mijn
godvreezende Tante zelve haar, met voorkennis mijns vaders, huisvesting
verleent?"
"Wat vertel je daar?" vroeg Suzanna, ten toppunt van verbazing.
"De loutere waarheid."
"Nu! dat gaat mijn begrip te boven: heb je nu niet alleen Tante, maar
ook Papa zelf een rad voor de oogen weten te draaien?"
"Waarlijk niet," antwoordde ik: en ik gaf haar een kort verslag van de
zaak, zooals die zich had toegedragen, alleen voor haar, gelijk voor
mijn vader, de aanleiding mijner kennismaking met den Heer Van Lintz
verbergende, daar ik die niet kon openbaren zonder te spreken van zijn
verblijf in de boerderij, die ik van gedachte was, dat hem wellicht
|