oeg Lodewijk: "omdat gij een paar keeren
alleen met de meid geweest zijt, en zij tegen u misschien de preutsche
gespeeld heeft, denkt gij, dat zij tegen een iegelijk zoo zijn moet.
Loop heen! wij weten, wat wij weten."
"Ik weet," zeide ik, "dat ik in twijfel sta, of ik uwe taal met den naam
van laster of met dien van kinderpraat moet bestempelen."
"Wat!" riep Lodewijk uit, terwijl hij opstoof van zijn stoel: "weet gij
wel wat gij zegt?"
"Niet alleen, dat ik het weet; maar ik ben bereid, het te herhalen, en
geen woord meer te verdragen ten nadeele van Mejuffrouw uwe nicht."
"En wie duivel heeft u opgedragen haar ridder te zijn?" vroeg Lodewijk:
"maar dat is hetzelfde: wij zullen elkander nader spreken, Mijnheer
Huyck!"
"Ik ben uw seconde, Blaek!" zeide Van Ranst, zich oprichtende, en de
breede borst omhoogzettende.
"Ja kottorie! dat kun je niet onder je laten, Plaek!" zeide Weinstuebe.
"Wees toch zoo dwaas niet, Blaek! zeide Reynhove, tusschen beiden
tredende: "onze vriend Huyck heeft perfect gelijk. Gij hebt op een
impardonnable wijze van uwe nicht gesproken: en gij zoudt de zaak niet
amelioreeren, door er verdere suites aan te geven. Laat alles liever en
_etat_ blijven, haar naam niet meer geprononceerd, en de quaestie
afgedronken worden."
"Ja!" mompelde Heldring: "dat is naar mijn hart gesproken, laat de
quaestie afgedronken worden."
"De Heer Reynhove heeft volmaakt gelijk," zeide Contour tegen Lodewijk:
"gij kunt niet vechten tegen iemand, die het opneemt voor uwe eigene
nicht."
"Ja! das ist auch waar," zeide Weinstuebe: laten wij er maar nicht meer
over spreken und ein klaasje von frundschap trinken."
"Met genoegen," zeide Lodewijk: "indien Huyck mij naar behooren excuus
wil vragen voor de onbehoorlijke taal, die hij zich tegen mij heeft
veroorloofd."
"Ik geloof," zeide ik, "dat mijne uitdrukkingen gematigd genoeg zijn
geweest, en kan geene verschooning vragen voor hetgeen ik op goede
gronden gezegd heb. Dit alleen wil ik verklaren, dat ik geen oogmerk
had, u te beleedigen, maar alleen de eer van Mejuffrouw uwe nicht tegen
alle blaam te handhaven."
"Die reparatie moet u genoeg wezen, Blaek!" zeide Reynhove: "kom! wees
geen kind en begin geen dispuut, waardoor gij u-zelf een ridicule zoudt
geven.--De eer van een jong meisje is een teeder punt en behoort niet
zoo lichtvaardig onder een glas wijn gecompromitteerd te worden."
"Ach ja!" zeide Helding, terwijl Lodewijk, hoezeer onwillig, he
|